14
6.4 Als de gekozen trainingsmodus TARGET H.R. is, vraagt
de computer u een “AGE” (leeftijd) in te voeren (afb. 4).
Druk op PLUS (+) om uw leeftijd in te geven, druk vervolgens
om MODE om te bevestigen. Druk op PLUS (+) om het
percentage voor de doelpolsslag in te geven: 55%, 75%
of 90%, of voer een doelpolsslag (THR) manueel met + of
– in (afb. 5). Bevestig de waarde met MODE.
6.5 Druk na het kiezen van de trainingsmodus op PLUS om het
weerstandniveau (profielhoogte) te programmeren (afb.6).
Als de door u gekozen trainingsmodus doelpolsslag is, kan
de weerstand niet geprogrammeerd worden. De weerstand
wordt automatisch ingesteld.
6.6 Druk op PLUS (+) of MIN (-) om het trainingsdoel tijd, afstand
of calorieën in te stellen (afb. 7). Bevestig steeds met
MODE.
6.7 Om de waardes weer op “0” te zetten, druk dan
op de “-“.
7.0 Weergave tijdens de training
7.1 Tijd, afstand, calorieën beginnen vanaf nul te tellen, als
u de training zondervoorgeprogrammeerde waardes
begint (afb. 8)
7.2 In de trainingsmodus MANUAL, PROGRAM en USER kan
voor of tijdens de training de profielhoogte ingesteld
worden (wijziging van het weerstandsniveau). Druk hiervoor
op MODE en wijzig de profielhoogte met PLUS (+) of
MIN (-).
7.3 Als voor de training waardes geprogrammeerd worden,
telt de computer terug als u begint met trainen (afb. 9).
8.0 Weergave als de training onderbroken wordt
8.1 Als u tijdens de training op START/STOP drukt, kan de
training onderbroken worden. Alle velden stoppen met tellen
(afb. 10).
8.2 Druk nogmaals op START/STOP om de training te hervatten.
Alle velden tellen weer verder.
Functies en bediening van de trainingscomputer
NL
9.0 Training met controle van de doelpolsslag
9.1 Als de door u gekozen trainingsmodus MANUAL,
PROGRAM of USER is en u een doelwaarde voor de
hartslag geprogrammeerd heeft, zal de computer een
optisch knipperend alarm tonen, als de actuele waarde van
de polsslag de doelwaarde overschrijdt.
9.2 De computer vergelijkt uw actuele hartslag met de gepro-
grammeerde doelpolsslag en past de weerstand tijdens de
training aan.
9.3 Als de actuele polsslag lager is dan de doelpolsslag,
wordt de weerstand (afb.11) elke 30 seconden steeds één
niveau verhoogd tot de maximale waarde van de weer-
stand of de doelpolsslag bereikt is.
9.4 als de actuele polsslag hoger is dan de doelpolsslag,
wordt de weerstand automatisch verlaagd (afb. 12). De
weerstand wordt elke 15 seconden met één niveau verlaagd
tot de geprogrammeerde doelpolsslag bereikt is.
9.5 Als de trainingsweerstand op niveau 1 teruggebracht is en
de polsslag na 1 minuut nog steeds hoger is als de doel-
polsslag, stopt de computer en u hoort een alarmsignaal
als waarschuwing.
10.0 Mogelijkheden voor polsslagmeting
10.1 De computer beschikt over drie verschillende sensoren
voor het meten van de hartslag: oorclip, borstgordel (als
accessoire verkrijgbaar) en handsensoren.De herken-
ningsprioriteit is: oorclip, borstgordel en handsensoren.
10.2 Wilt u met de borstgordel werken, verwijder dan a.u.b.
de oorclipkabel uit de computer. Doe vervolgens de borst-
gordel om voor het meten van uw hartslag.
10.3 Wilt u met de handsensoren werken, vergewis u er dan
van dat de oorclipkabel verwijderd is en u géén borstgordel
draagt.
10.4 De interne polsslagontvanger is compatibel met ongeco-
deerde POLAR borstgordelzenders. Bij gecodeerde
systemen kunnen foutieve polsslagwaardes weergegeven
worden. Wij adviseren de T34 van POLAR.
11.0 Opmerkingen
1. Als gedurende 4 minuten géén signaal naar de computer
gaat, schakelt het display automatisch uit en alle voor-
gaande trainingsgegevens worden opgeslagen. Druk op
een willekeurige toets om de computer opnieuw op te
starten.
2. Als de display van de computer niet goed functioneert,
a.u.b. de stroomverzorging verwijderen en het apparaat
opnieuw aansluiten.
12.0 Polsslagmeting
De juiste trainingspolsslag [aërobe zone]
De trainingspolsslag is afhankelijk van de leeftijd. Voor elke leeftijd
afb. 5
afb. 6
afb. 7
afb. 8
afb. 9
afb. 10
afb. 11
afb. 12
