13
Functies en bediening van de trainingscomputer
NL
Bedieningshandleiding voor de trainingscomputer met digitale
weergave (SM 3135-23 / SM 3136-23)
1.0 Waardes:
Snelheid 0,0 – 99,9 [km/h]
TIJD 00:00 – 99:00 [min:sec]
AFSTAND 0,00 – 99,90 [km]
CALORIEËN 0 – 990 [cal]
POLSSLAG 30-240 [slagen/min]
WEERSTAND 1-16 [niveaus]
2.0 Symbolen:
P Onderbreking van de training
Hart knippert [polsslag]
3.0 Aansluitingen (achterzijde)
Zwarte stekker (12-polig) voor de controle van snelheid/weer-
stand.
Ronde stekker (1-polig) voor de handsensoren (alleen PASO)
4.0 Functietoetsen
ST/STOP Start/stop – om de training te starten of te stoppen
RECOVERY Herstelpols – voor het activeren van de functie
herstelpolsslag
MODE Modus – voor het programmeren van functies of
gegevens
MIN (-) Omlaag – voor het invoeren van negatieve instellingen
voor alle functiegegevens, voor het verlagen van de
weerstand of voor het kiezen van persoonlijke instel-
lingen
PLUS (+) Omhoog – voor het invoeren van positieve instel-
lingen voor alle functiegegevens of voor het kiezen van
persoonlijke gegevens of instellingen
RESET Terugzetten – druk op deze toets voor een reset van het
apparaat
5.0 Functies
TIME Tijd – telt op: de computer begint tijdens de training van
00:00 tot 99:59 op te tellen.Telt terug: de computer telt
vanaf de geprogrammeerde tijd tot 00:00 terug.
RPM Omwentelingen/min – toont de actuele omwentelingen
per minuut.
SPEED Snelheid – toont de actuele snelheid van 0,0 tot
maximaal 99,9 km (of mijlen) per uur. ** RPM en
Snelheid worden tijdens de training elke 6 seconden
afwisselend op de display getoond.
DISTANCE Afstand – telt op: de computer berekent de totale
tijdens de training afgelegde afstand van 0,00 tot
maximaal 99,90 km of mijlen.Telt terug: de computer
telt vanaf de geprogrammeerde waarde terug tot 0,00.
CALORIES Calorieën – telt op: de computer berekent het calo-
rieënverbruik tijdens de training van 0 tot maximaal 990
calorieën. Telt terug: de computer telt vanaf de gepro-
grammeerde waarde terug naar 0. Deze gegevens zijn
grove richtlijnen om verschillende trainings- sessies met
elkaar te vergelijken. Ze zijn niet geschikt als basis voor
medische behandelingen.
PULSE Hartslag – de computer heeft een geïntegreerde harts-
lagontvanger, die op diverse manieren de hartslag
kan registreren: via borstgordel (prioriteit), handsensoren
of oorclip. Draagt u de borstgordel, zal het apparaat
de borsthartslag tonen. Wilt u uw hartslag via de hand-
sensoren op het scherm, doe dan de borstgordel niet
om. Houdt tijdens de meting de handsensoren met
beide handen vast, dan is de registratie van de hartslag
nauwkeuriger. Het weergavebereik van de hartslag ligt
tussen 0 en 240 slagen per minuut. U kunt een doel-
polsslag als ondersteuning van uw training in modus
“Manueel” of in modus 6 profielen of gebruiker pro-
grammeren. Of u kunt een vast percentage voor de
training kiezen.
ALARM Als u de doelpolsslag tijdens de training met “Manueel”
of een andere doelwaarde programmeren, geeft de
computer een alarm zodra uw hartslag de gepro-
grammeerde waarde bereikt.
RECOVERY Herstelpols – nadat u een bepaalde tijd getraind
heeft, de handsensoren vastpakken of de borstgordel
omdoen, en op de toets “recovery” drukken. Alle velden
stoppen, behalve “tijd”. “Tijd” begint van 00:60 –
00:59 – 00:58 – tot 00:00 terug te tellen. Zodra
00:00 bereikt is, wordt in het onderste gedeelte van
de computer het herstelvermogen van uw hartslag met
F1, F2, F3…..F6 weergegeven. F1 is uitstekend en F6
is onvoldoende. U kunt het herstelvermogen van F6 naar
F1 verbeteren door regelmatig te trainen.
** Druk nogmaals op RECOVERY om naar het hoofdveld terug
te keren.
6.0 Weergaves voor trainingsbegin
Stel bij het eerste gebruik de tijd goed in. Voer het uur in en
bevestig met MODE. Voer de minuten in en bevestig met
MODE. Daarna kunt u gebruiker U1-U4 instellen. Wissel met
+ of – tussen de gebruikers, bevestig met MODE. Door langer
indrukken (ca. 3 sec.) (afb. 2) van de RESET-toets kunt u gebrui-
kerinstelling opnieuw invoeren.
U komt nu in het hoofdscherm.
6.1 Volledige weergave (afb. 1) na het inschakelen of na een
RESET: segmenttest
6.2 Start-display (afb. 2) [na 1 seconde]
6.3 Veld voor het kiezen van een trainingsmodus – druk op
PLUS (+) of MIN (-) om de trainingsmodus te kiezen:
MANUAL (manueel), PROGRAM (programma), USER
(gebruiker) of TARGET H.R. (doelpolsslag). Druk op MODE
om te Bevestigen (afb. 3).
afb.. 1
afb. 2
afb. 3
afb. 4