24 25
2
Gebruik van de camera
Stand Fotograferen
Stilstaande beelden fotograferen AUTO
4
5
6
7
Druk uw ellebogen stevig tegen uw lichaam en houd
de camera met beide handen goed vast.
! Wordt de camera bewogen op het moment dat u de opname
maakt, dan wordt het beeld wazig (bewegingsonscherpte).
Fotografeert u bij weinig licht en met de flitser uitgeschakeld,
dan moet u een statief gebruiken om bewegingsonscherpte
te voorkomen.
! Het is mogelijk dat aan de onderrand van het beeld de hel-
derheid wat onregelmatig is. Dat is normaal en heeft geen
nadelige invloed op het gefotografeerde beeld.
Houd de camera zo vast dat u niet uw vingers of de
camerariem voor de lens, de flitser of de AF-hulpver
-
lichting houdt. Als u uw vingers of de camerariem voor
de lens, de flitser of de AF-hulpverlichting houdt, lukt
het de camera waarschijnlijk niet de juiste belichting
in te stellen, en mag u geen geslaagde (goed belichte)
opnamen verwachten.
! Overtuig u er ook van dat de lens schoon is. Als de lens vuil
is, maakt u die schoon zoals dat is beschreven op blz. 125.
Kader uw onderwerp zo af dat het het hele AF
(autofocus)kader vult.
! Het in de LCD-monitor getoonde beeld kan voor wat betreft
helderheid, kleur, enzovoort enigszins verschillen van het
daadwerkelijk gefotografeerde beeld. Indien nodig geeft u
het opgeslagen beeld weer, zodat u dat kunt controleren (zie
blz. 31).
! Staat het onderwerp niet in het AF-kader, dan maakt u uw
opname met het AF/AE-lock (zie blz. 28).
Drukt u de ontspanknop half in, dan laat de camera
een kort dubbel pieptoontje horen en stelt zich scherp
op het onderwerp. Op dat moment wordt het AF-kader
in de LCD-monitor kleiner en stelt de camera sluitertijd
en diafragma in. De indicatie-LED (groen) houdt op
met knipperen en brandt constant.
! Laat de camera geen kort dubbel pieptoontje horen en
verschijnt in het scherm de melding “
!AF”, dan lukt het de
camera niet zich scherp te stellen.
! Drukt u de ontspanknop half in, dan wordt het beeld in het
scherm tijdelijk bevroren, maar dat is niet het beeld dat wordt
opgeslagen.
! Verschijnt in het scherm de melding “!AF’, probeer dan uw
opname op een afstand van circa 2 m te maken.
! De flitser ontsteekt een aantal malen (inleidende flitsen en de
hoofdflits).
AF-kader
Piep-
piep
Voordat de flitser ontsteekt verschijnt in de LCD-monitor het functiepictogram “∑”. Stelt u een
lange sluitertijd in, dan kan dat aanleiding geven tot bewegen van de camera. In de monitor ver
-
schijnt dan de indicatie “
|”. Gebruik de flitser om de opname te maken. Zet de camera, als de
scène of functie dat toelaat, op een statief.
8
Drukt u de ontspanknop helemaal in, dan laat de ca-
mera een klikgeluid horen en wordt de opname opge
-
slagen.
! Tussen het moment dat u de ontspanknop indrukt en het
moment dat de opname gemaakt wordt, treedt een geringe
tijdvertraging op. Indien nodig geeft u het opgeslagen beeld
weer, zodat u dat kunt controleren.
!
Drukt u de ontspanknop in één beweging helemaal in, dan
wordt de opname gemaakt zonder dat het AF-kader verandert.
! Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, licht de indi-
catie-LED oranje op (fotograferen uitgeschakeld). Als de
indicatie-LED dooft, kunt u uw volgende opname maken.
! Het is mogelijk dat wanneer u een flitsfoto maakt, de monitor
kortstondig op zwart gaat, omdat de flitser bezig is zich op
te laden. De indicatie-LED knippert dan oranje.
! Zie blz. 130 – 131 voor informatie over de diverse waarschu-
wingssignalen.
Voor het ontspannen van de sluiter kunt u bij deze
camera gebruik malen van een mechanische draad
-
ontspanner. Met een statief (los verkrijgbaar) en een
draadontspanner (los verkrijgbaar) kunt u bewegen
van de camera effectief tegengaan.
Geschikte draadontspanners
Volgens ISO 6053: 1979 compatibele draadontspan
-
ners.
! Oefen geen overmatig grote kracht op een op de camera
aangesloten draadontspanner, omdat dat de camera kan
beschadigen.
◆ Aansluiting voor een draadontspanner ◆
◆ Geschikte filters ◆
Op de camera kunnen in de handel verkrijgbare filters met filtermaat 58 mm Ø worden bevestigd.
! Zet nooit meer dan één filter tegelijk voor de lens.
! Zet u een filter voor de lens, dan kunt u de meegeleverde lensdop niet gebruiken.
Klik
Aansluitnippel
voor draadont
-
spanner
◆ Objecten waarop het autofocusmechanisme zich moeilijk kan scherpstellen ◆
Hoewel de FinePix S9500 een zeer exact werkend autofocus mechanisme gebruikt, kan het voorkomen
– hoewel zelden – dat de camera er in onderstaande situaties niet in slaagt zich scherp te stellen.
h Glanzende of sterk reflecterende objecten, zoals een
spiegel of een autocarrosserie.
h Objecten achter glas.
h Zwak reflecterende objecten, zoals haar en bont.
h
Substantieloze onderwerpen, zoals vuur, rook, enzovoort.
h Donkere objecten.
h Zeer snel bewegende onderwerpen.
h Bij weinig contrast tussen onderwerp en achtergrond,
bijvoorbeeld witte wanden of personen gekleed in
dezelfde kleur als de achtergrond.
h Als er dicht bij het autofocuskader een ander object
staat dan uw onderwerp en dat sterk contrasterende
lichte en donkere vlakken heeft en dat dichter bij of
verder van uw onderwerp staat (bijvoorbeeld wanneer
u iemand fotografeert tegen een achtergrond met sterk
contrasterende elementen).
Bij dit soort onderwerpen stelt u scherp met het AF/AE-
lock (zie blz. 28) of met “MF” (handmatig scherpstellen)
(zie blz. 49).
◆ Gebruik van de LCD-monitor ◆
U kunt het LCD-monitor onder
elke willekeurige hoek uitklap
-
pen. Dit is vooral praktisch
wanneer u vanuit een zeer
hoog of zeer laag camera-
standpunt wilt fotograferen.