70 Fotografische basisprincipes 71
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES
Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u
gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van de nu volgende basisprincipes
zal u helpen uw foto’s nog meer naar uw hand te zetten. Hier wordt een aantal fotografische basis-
principes behandeld.
De sluiter regelt niet alleen de duur van de belich-
ting maar bepaalt ook in hoeverre beweging
scherp (bevroren) wordt weergegeven. Korte slui-
tertijden worden gebruikt in actiefotografie om
beweging te bevriezen. Lange sluitertijden geven
bewegingen in een waas weer, denk bijvoorbeeld
aan het stromen van een waterval. Bij lange slui-
tertijden is gebruik van een goed statief belangrijk.
De uitwerking van een diafragma/sluitertijdcombinatie is niet op het live-beeld van de camera te
zien. Het grote voordeel van een digitale camera is wel dat u even een opname kunt maken om te
zien of alles naar wens is. Maak dus bij werk waar het er erg op aan komt eerst testopnamen en
bekijk ze meteen met Snelweergave/Quick View (blz. 30). Bevalt het beeld u niet, dan wist u het en
probeert u het opnieuw met een andere instelling van sluitertijd en/of diafragma.
Het diafragma, de regelbare opening in het
objectief, regelt niet alleen de hoeveelheid
doorgelaten licht, maar ook de scherpte-
diepte; dat is de zone voor en achter het
onderwerp waarin alles scherp wordt weer-
gegeven. Hoe hoger het diafragmagetal,
des te groter is de scherptediepte. Dan is
bijvoorbeeld alles vanaf 1,5 m van de
camera tot aan de horizon scherp. Bij een
hoog diafragmagetal is de opening in het
objectief klein, dus dat vraagt wel om rela-
tief lange sluitertijden. Dat is weer niet het
geval bij een laag diafragmagetal (een
grote opening), dat een beperkte scherpte-
diepte geeft; dan is bijvoorbeeld alleen het
onderwerp scherp maar blijft de achter-
grond onscherp. Een goede instelling voor
portretten, met een scherp onderwerp en
een onscherpe achtergrond.
Landschapsfoto’s moeten vaak van voor
tot achter scherp zijn en vragen doorgaans
dus om een hoog diafragmagetal voor veel
scherptediepte.
De scherptediepte is ook afhankelijk van
de brandpuntsafstand. Het korter de
brandpuntsafstand, des te groter is de
scherptediepte; hoe langer de brandpunts-
afstand, des te kleiner is de scherptediep-
te.