Nederlands
4746
2,5 cm
de onderste manchetrand en de elle-
boog ongeveer 2,5 cm bedraagt
(zie afb.).
Ⅵ
De manchet moet stevig, maar niet te
strak zitten. U moet een of twee vingers
tussen arm en manchet kunnen steken.
Denk eraan dat ongelijkmatig aanleggen
van de manchet tot onnauwkeurige
metingen kan leiden.
Ⅵ
Controleer aan de hand van de marke-
ringen op de manchetrand de juiste
manchetgrootte. De witte pijl moet
binnen de rode markeringsbalk komen
te liggen.
Ⅵ
Bevestig de slangkoppeling in de man-
chetaansluiting aan de linkerkant
van het apparaat. Opgelet: de slang-
koppeling niet in de netaansluiting aan
de achterkant van het apparaat steken!
7. Meting van de bloeddruk
Ⅵ
Wij adviseren de bloeddruk zittend te
meten. Leg de arm met de handpalm
naar boven ontspannen op tafel. Let
erop dat de manchet zich ter hoogte
van het hart bevindt.
Ⅵ
Het apparaat pas inschakelen nadat de
manchet is aangebracht, aangezien de
manchet anders door overdruk kan
worden beschadigd.
Ⅵ
Druk op de START/STOP-toets. Het
verschijnen van alle displaysegmenten
gevolgd door een knipperend, naar
beneden wijzend pijltje betekent dat het
apparaat automatisch is getest en klaar
is voor de meting. Vervolgens wordt de
manchet automatisch opgeblazen tot
ca. 190 mmHg. Als deze druk niet vol-
doende blijkt of als de meting gestoord
werd, pompt het apparaat in stappen
van 30 mmHg verder tot de geschikte
waarde.
Ⅵ
Wanneer bij u in principe altijd een
hogere manchetdruk nodig is, kunt u het
napompen overslaan door de
START/STOP-toets kort na begin van
het opblazen opnieuw in te drukken en
ingedrukt te houden tot de gewenste
manchetdruk bereikt is. Deze moet ca.
30 mmHg boven de systolische waarde
liggen.
Ⅵ
Belangrijk: tijdens de volledige duur
van de meting mag u zich niet
bewegen en niet praten.
minuten automatisch uitgeschakeld.
Ⅵ
Als u de meting om wat voor reden dan
ook wilt onderbreken, drukt u gewoon
op de START/STOP-toets. Het pompen
of meten wordt stopgezet en de druk
wordt automatisch afgelaten.
8. Geheugenfunctie
Ⅵ
Om het geheugen op te roepen, drukt
u in uitgeschakelde toestand op de
memory-toets. Voor de meetwaarden
van de eerste persoon drukt u op M1,
voor de tweede persoon op M2. In het
display verschijnt het bijbehorende
symbool M1 of M2. Eerst wordt het
gemiddelde van alle opgeslagen waar-
den van de betrokken persoon weerge-
geven. In het display ziet u een „A”; het
getal rechts boven geeft aan, uit hoe-
veel metingen het gemiddelde berekend
is (zie afb.).
Door nu op de memory-toets te druk-
ken komt u bij geheugenplaats 1.
Ⅵ
In het geheugen van de Tensoval
comfort kunnen maximaal 30 metin-
Ⅵ
Terwijl de druk uit de manchet weg-
loopt, worden in het display het hart-
symbool en de dalende manchetdruk
getoond.
Ⅵ
Een geluidssignaal geeft aan dat de
meting voltooid is. In het display ver-
schijnen gelijktijdig de systolische en
de diastolische bloeddruk, met daar-
onder de polsslag (zie afb.).
Boven de meetwaarden verschijnen de
tijd en links het symbool M1 of M2.
M1 staat voor de meetwaarden van de
eerste persoon. Onder M2 kunnen de
gegevens van een tweede persoon
worden opgeslagen. Zolang het meetre-
sultaat in beeld is, hebt u de mogelijk-
heid om de waarden, door indrukken
van de M1- of de M2-toets, aan een
van de twee personen toe te wijzen. Als
de waarde niet wordt toegewezen,
wordt deze automatisch opgeslagen bij
de persoon wiens symbool in het display
staat.
Ⅵ
Om het apparaat uit te schakelen drukt
u op de START/STOP-toets. Mocht u dit
vergeten, wordt het apparaat na drie