Controlelamp portier niet goed
gesloten
Deze lamp gaat branden
wanneer het contact wordt
ingeschakeld en blijft branden
indien een portier, de motorkap of de
bagageklep niet goed is gesloten.
Waarschuwingslamp motor
Als deze lamp brandt bij
draaiende motor, dan wijst dit
op een storing. Wanneer deze
lamp tijdens het rijden knippert, minder
dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp
knipperen, vermijd dan snel accelereren en
krachtig afremmen. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Controlelamp mistlampen, vóór
Brandt wanneer u de
mistlampen vóór inschakelt.
Controlelamp Vorst
Deze lamp brandt en kleurt
oranje wanneer de
buitenluchttemperatuur tussen
4ºC en 1°C ligt. Het brandt en kleurt rood
wanneer de temperatuur lager dan 1°C is.
Controlelamp voorgloeibougies
Zie Een dieselmotor starten
(bladzijde 76).
Controlelamp koplampen
Brandt wanneer u het dimlicht
of de stadslichten en
achterlichten inschakelt.
Waarschuwingslamp laadstroom
Als deze lamp brandt tijdens het
rijden, dan wijst dit op een
storing. Schakel alle overbodige
stroomverbruikers uit. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Waarschuwingslamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt,
dient u zo spoedig mogelijk te
tanken.
Controlelamp grootlicht
Brandt wanneer u het grootlicht
inschakelt. Het knippert wanneer
u een lichtsignaal geeft.
Controlelamp oliedruk
LET OP
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp gaat branden terwijl het
peil correct is. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of oplicht tijdens
het rijden, dan wijst dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en schakel de motor uit.
Controleer het motoroliepeil. Zie
Motorolie controleren (bladzijde 114).
Controlelamp overdrive
Het gaat branden wanneer u de
overdrive uitschakelt.
53
Instrumentenpaneel