Uitvoeringen met een
informatiedisplay
Bovendien verschijnt een
waarschuwingsbericht op het display.
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
De volgende waarschuwings- en
controlelampen gaan branden wanneer
het contact wordt ingeschakeld:
• ABS
• Airbag
• Remsysteem
• Portier niet goed gesloten
• Motor
• Vorst
• Contact
• Oliedruk
• Stuurbekrachtiging
• Aandrijflijn
• Stabiliteitsregeling (ESP).
Indien een van deze waarschuwings- of
controlelampen niet gaat branden
wanneer het contact wordt ingeschakeld,
dan wijst dit op een storing. Laat het
systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide en vakkundige monteur
controleren.
Waarschuwingslamp ABS
Als deze lamp brandt tijdens het
rijden, dan wijst dit op een
storing. De normale remwerking
blijft gehandhaafd (zonder ABS). Laat het
systeem zo snel mogelijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Waarschuwingslamp airbag
Als deze lamp brandt tijdens het
rijden, dan wijst dit op een
storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Lamp remsysteem
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verminder geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat branden,
controleer dan of de parkeerrem is
ingeschakeld. Als de parkeerrem niet is
ingeschakeld, is er een storing aanwezig.
Laat het systeem onmiddellijk door een
goed opgeleide en vakkundige monteur
controleren.
Richtingaanwijzer
Knippert tijdens werking. Een
plotselinge toename van de
knipperfrequentie wijst op een
defecte gloeilamp. Zie Gloeilampen
vervangen (bladzijde 43).
52
Instrumentenpaneel