❒
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten kruiselings vast, in de
volgorde die in fig. 8 is aangegeven.
HET NORMALE WIEL
MONTEREN
❒
Volg de hiervoor beschreven proce-
dure, krik de auto op en demonteer
het noodreservewiel;
❒
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het normale wiel
schoon zijn en geen onzuiverheden
bevatten, omdat hierdoor na verloop
van tijd de wielbouten kunnen loslo-
pen;
❒
monteer het normale wiel door de
eerste wielbout L-fig. 9 in het gat te
draaien dat zich het dichtst bij het
ventiel bevindt;
❒
monteer het wieldeksel, waarbij het
symbool
C
moet samenvallen met
het ventiel en de opening M-fig. 9/a
over de reeds gemonteerde wielbout
moet vallen;
❒
monteer het noodreservewiel, waar-
bij de centreerpen N-fig. 7 in een van
de gaten O in het wiel moet vallen;
❒
draai de 4 wielbouten handvast;
❒
draai de slinger van de krik zodat de
auto zakt, en verwijder de krik;
fig. 7
F0G0204m
fig. 8
F0G0206m
fig. 9/a
F0G0603m
128
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
fig. 9
F0G0233m