61
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ACHTERKLEP SLUITEN fig. 77
U sluit de achterklep door de achterklep
te laten zakken en ter hoogte van het
slot te drukken, totdat u de vergrende-
ling hoort.
Aan de binnenzijde van de achterklep
zitten twee uitsparingen B waarmee u
de achterklep makkelijker kunt sluiten.
HOEDENPLANK OPTILLEN
fig. 76
Om de bagage makkelijker op te bergen,
kunt u de hoedenplank omhoog uit de
vergrendeling tillen. Om de hoedenplank
terug te plaatsen, drukt u de hoeden-
plank naar beneden.
fig. 76
F0G0237m
fig. 77
F0G0067m
Het maximum laadvermo-
gen van de auto mag nooit
overschreden worden (zie hoofdstuk
“Technische gegevens”). Controleer
bovendien of de bagageruimte goed
geladen is, om te voorkomen dat een
voorwerp bij bruusk remmen naar
voren schiet en letsel veroorzaakt.
ATTENTIE
Rijd niet met een geopende
achterklep: het uitlaatgas
kan in het interieur dringen.
ATTENTIE
Als u in een gebied rijdt waar
brandstof moeilijk verkrijg-
baar is en u daarom reservebrandstof
in een jerrycan wilt vervoeren, dan
dient u zich aan de geldende wetge-
ving te houden. Gebruik alleen een
goedgekeurde jerrycan en bevestig
deze op de juiste wijze. Toch zal bij
een ongeval de kans op brand groter
zijn.
ATTENTIE
Voorkom dat de voorwerpen
op het imperiaal kunnen
worden geraakt door een geopende
achterklep.
ATTENTIE