56
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Druk op de knop C om het dak te ope-
nen:
❒
druk op het bovenste deel 1 om het
dak te sluiten;
❒
druk op het onderste deel 2 om het
dak te openen. Het dak opent in twee
fases; als eenmaal op de knop wordt
gedrukt, opent het dak in “kantel-
stand”; als nogmaals op de knop
wordt gedrukt, opent het dak geheel;
als u in deze fase de knop loslaat, blijft
het dak in de stand staan waarop het
zich op dat moment bevindt.
Bedien het opendak alleen als de auto
stilstaat.
BELANGRIJK Om eventueel geruis/
lawaai te vermijden, is het raadzaam om
na het sluiten van het dak, het bovenste
deel van de knop C voor het sluiten van
het dak langer dan 2 seconden ingedrukt
te houden.
OPENEN/SLUITEN fig. 66
Het dak kan uitsluitend geopend en
gesloten worden met de contactsleutel
in stand MAR.
fig. 66
F0G0019m
Open het dak niet bij
sneeuw of ijs: het kan dan
beschadigd worden.
Onzorgvuldig gebruik van
het opendak kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of de passagiers niet
verwond kunnen worden door het
bewegende dak, hetzij door direct
contact met het dak, hetzij door
voorwerpen die door het dak wor-
den meegesleept of geraakt.
ATTENTIE
Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als u de auto
verlaat, om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van de
opendakbediening gevaar oplevert
voor de achtergebleven passagiers.
ATTENTIE