47
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de volgen-
de functies eventueel handmatig worden
ingeschakeld:
❒
MONO, om de ingestelde tempera-
tuur en de luchtverdeling aan
bestuurders- en passagierszijde
voor/achter gelijk te stellen;
❒
…, luchtrecirculatie, om de
recirculatie altijd in- of uitgeschakeld
te houden;
❒
-, voor een snelle ontwaseming/
ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels;
❒
(, voor het ontwasemen/ontdooi-
en van de achterruit en de buiten-
spiegels.
Tijdens de volledig automatische
werking van het systeem kunt u op ieder
moment de ingestelde temperaturen, de
luchtverdeling en de aanjagersnelheid
wijzigen m.b.v. de desbetreffende knop-
pen: het systeem zal automatisch de
eigen instellingen wijzigen en aanpassen
aan de nieuwe instellingen. Als tijdens de
volledige automatische werking FULL
AUTO de luchtverdeling en/of de lucht-
opbrengst gewijzigd worden en/of de
inschakeling van de compressor en/of de
recirculatie, dan verdwijnt het opschrift
FULL. Op deze manier worden de met
de hand gekozen functies niet langer
automatisch geregeld maar moeten met
de hand worden bediend, totdat u
opnieuw de knop AUTO indrukt. De
aanjagersnelheid is voor alle zones in het
interieur gelijk.
Als een of meer functies handmatig zijn
ingeschakeld, dan blijft de regeling van de
luchttemperatuur automatisch plaats-
vinden, behalve als de compressor is uit-
geschakeld: als de compressor is uitge-
schakeld, dan kan er geen lucht in het
interieur worden gevoerd waarvan de
temperatuur lager is dan de buiten-
temperatuur.
BEDIENINGSKNOPPEN
Draaiknoppen voor regeling lucht-
temperatuur P-G
Als u de knoppen naar rechts of naar
links draait, verhoogt of verlaagt u de
luchttemperatuur respectievelijk in het
gedeelte linksvoor (draaiknop P) en
rechtsvoor (draaiknop G) van het
interieur.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instellen.
De ingestelde temperaturen worden op
het display weergegeven dicht bij de
knoppen.
Als u knop I (MONO) indrukt, wordt
de temperatuur aan bestuurders- en
passagierszijde voor automatisch gelijk-
gesteld, waarna u de temperatuur in de
twee zones met de draaiknop P aan
bestuurderszijde kunt regelen.
De gescheiden regeling van de tempera-
tuur en de luchtverdeling wordt automa-
tisch weer hervat, als u de draaiknoppen
draait of nogmaals op de knop (MONO)
drukt als het lampje op de knop brandt.