46
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
GEBRUIK VAN DE KLIMAAT-
REGELING
Het systeem kan op verschillende
manieren worden ingeschakeld, maar wij
raden u aan te beginnen met het indruk-
ken van een van de knoppen AUTO en
vervolgens de draaiknoppen te draaien
om op het display de gewenste tempera-
turen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor ver-
schillende temperatuurwaarden instellen.
Op deze wijze werkt het systeem geheel
automatisch, zodat zo snel mogelijk de
ingestelde temperaturen worden bereikt.
Het systeem regelt de temperatuur, de
luchthoeveelheid, de luchtverdeling in het
interieur, de recirculatiefunctie en het
inschakelen van de aircocompressor.
F0L0020m
fig. 47
BEDIENINGSKNOPPEN
A: drukknop voor in-/uitschakelen lucht-
recirculatie en AQS-functie
B: drukknop voor instellen luchtverdeling
aan bestuurderszijde
C: drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking)
bestuurderszijde
D: display met informatie over klimaat-
regeling
E: drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking)
passagierszijde
F: drukknop voor instellen luchtverdeling
aan passagierszijde
G: draaiknop voor regelen temperatuur
passagierszijde
H: drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
I: drukknop voor inschakelen functie
MONO (gelijkstellen ingestelde
temperaturen)
L: drukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor
M/N: drukknoppen voor verhogen/
verlagen aanjagersnelheid
O: drukknop voor inschakelen functie
MAX-DEF (snelle ontdooiing/ontwa-
seming voorruit en zijruiten voor)
P: draaiknop voor regelen temperatuur
bestuurderszijde