15
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen en struiken hoger dan
15 cm, hoeven niet afgegrensd te worden met de begrenzingskabel. De
robotmaaier draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot of draait
al d.m.v. de ultrasoon sensoren. Voor het beste behoud van uw
robotmaaier is het echter verstandig alle obstakels binnen het werkgebied
af te bakenen.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het niet afgrenzen van obstakels is geheel op eigen risico.
Obstakels die licht hellen, bijvoorbeeld stenen of grote bomen met
verhoogde wortels, moeten worden afgebakend of verwijderd. Uw
robotmaaier kan anders op zulke obstakels glijden, met als gevolg dat het
mes beschadigd raken.
Bijgebieden
Het is mogelijk, naast het hoofdgebied, bijgebieden te maken. Een
bijgebied is een werkgebied dat op geen enkele manier met het
hoofdgebied kan worden verbonden. Dit betekend dat u twee basisstations
nodig hebt voor beide gebieden. Beide gebieden dient u apart af te
bakenen met begrenzingskabel. Indien u een bijgebied wilt uitzetten kunt u
contact opnemen met STAMBA Robot Grasmaaiers voor het bestellen van
het juiste basisstation.
Kabelconnectoren
Voor het verlengen van de begrenzingskabel kunt u het best de
bijgeleverde kabelconnectoren gebruiken. Deze zijn watervast en geven
een betrouwbare elektrische verbinding. Strip de beide kabeluiteinden (met
een tang of schaar o.i.d.)zodat het onderliggende materiaal bloot komt te
liggen. Steek beide uiteinden in de connector en druk de knop aan de
bovenzijde van de connector stevig in. De kabeluiteinden zijn nu
verbonden.
BELANGRIJKE INFORMATIE
In elkaar gedraaide kabels of een kroonsteentje, geïsoleerd met
isolatietape o.i.d. is geen goedgekeurde verbinding. De vochtigheid
van de aarde maakt dat de geleiders oxideren en na een tijd
veroorzaakt dat een onderbreking van het circuit.
Passages tijdens maaien
Lange en smalle passages en gebieden, smaller dan 2 meter, moeten
worden vermeden. Wanneer uw robotmaaier maait bestaat het risico dat
hij te lang in de passage of het gebied rondrijdt. Het gras kan er dan
platgereden uitzien. Men kan hier ook gebruik maken van de optie
gescheiden maaizones, dit komt in het volgende hoofdstuk aan bod.
Passages bij zoeken naar het basisstation
De afstand tussen de begrenzingskabels in een passage moet ten minste
2 meter zijn, wil uw robotmaaier de begrenzingskabel door de passage
kunnen volgen. Als u gescheiden maaizones heeft ingesteld kan deze
afstand tot 0,5 meter worden verkleind.
De overgang tussen een groot gebied en een passage moet, indien
mogelijk, op een trechter lijken, met afgeronde hoeken, zodat uw
robotmaaier makkelijk in de doorgang kan komen.
Houd er rekening mee dat indien een smalle passage niet te vermijden is,
het voor kan komen dat een van de gebieden aan de ene zijde van de
passage meer wordt gemaaid dan de andere zijde. Dit komt doordat uw
robotmaaier minder makkelijk een smalle passage passeert.
Hellingen
De begrenzingskabel kan dwars over een helling worden gelegd die
minder dan 10 % helt. De begrenzingskabel moet niet dwars over een
helling worden gelegd die steiler is dan 10 %. Het risico bestaat dat uw
robotmaaier daar problemen krijgt met omdraaien. Dan stopt de maaier.
Het risico is het grootst bij vochtig weer omdat de wielen dan in het natte
gras kunnen slippen.