Technische en optische wijzigingen, alsmede drukfouten voorbehouden - © 2018 by ERGO-FIT GmbH & Co. KG
Ingebruikneming
6. De beschreven oefenpositie moet tijdens de gehele oefening worden
gehandhaafd.
6.3.4 MIX
1. Aan de rechter kant van de zitplaats bevindt zich een kiepschakelaar, de
zogenaamde zitconsole. Ga naast het apparaat staan en druk het lig- en zitoppervlak
via de op de zitconsole aangebrachte OMLAAG-toets zover naar beneden dat u
zonder veel moeite kunt gaan zitten.
De maximale inschakelduur van de hijsmotor bedraagt 15% en het maximale continubedrijf
ligt bij 2 minuten bij maximaal 5 schakelcyclussen per minuut. Dat betekent voor u dat bij een
maximaal continubedrijf van een minuut een afkoeltijd van 7 minuten noodzakelijk is. Bij
oververhitting kan de hijsmotor vastlopen en de hijsinrichting valt daardoor uit. Laat in dit
geval de motor afkoelen; de motor functioneert daarna in de regel weer.
2. Stap met de rechter voet over het linker voetpedaal heen en ga op het zitoppervlak
zitten.
U kunt gemakkelijker opstappen als u het voetpedaal voor uw linker voet helemaal naar
beneden zet.
3. Zet uw rechter voet op het rechter voetpedaal en de linker voet op het linker
voetpedaal.
4. U zit nu op het apparaat. Leg vervolgens uw rug op het ligoppervlak. Als u
rugproblemen hebt, is het beter uw handen als steun te gebruiken als u gaat
liggen.
5. Stel nu het nek-/hoofdkussen naar wens in. U kunt het gewoon naar boven of naar
beneden schuiven.
6. De afstand tussen het ligoppervlak en de voetpedalen kan variabel worden
ingesteld. U kunt de OMHOOG-toets op de zitconsole gebruiken om het ligoppervlak
omhoog te zetten en de OMLAAG-toets om het omlaag te zetten. (zie Hoofdstuk
6.5). De trainingspositie moet zo worden ingesteld dat u bij het strekken van uw
benen, uw knieën niet helemaal kunt strekken.
U kunt de ligoppervlak ook tijdens de training anders instellen en zo de belasting variëren.
7. De beste looprichting is vooruit. Geoefenden kunnen voor een goede coördinatie
ook achteruit lopen (daardoor worden natuurlijk weer andere spiergroepen getraind).
Wisselen van richting mag alleen bij een apparaat gebeuren dat stilstaat.
8. Het sturen van de belasting gebeurt via de trapfrequentie. U kunt de trapfrequentie
willekeurig kiezen. De bewegingssnelheid wordt niet door het apparaat opgegeven.
Stap op het apparaat en start na de menukeuze met uw individuele, voor u
aangename trapfrequentie. Indien de weerstand voor u te laag is, kunt u de
weerstand verhogen door op de PLUS-toets (zie Hoofdstuk 6.4.1) te drukken. Als
de weerstand te hoog is, reduceert u hem met de MINUS-toets (zie Hoofdstuk
6.4.1). (Kenmerking via trapsymbool met waardevermelding.) Het is relevant dat u
bij uw individuele trapfrequentie blijft. Vermeid een voortdurend variëren van de
trapfrequentie. Bij een CARDIO-training is de training niet afhankelijk van het
toerental.
40