- Breng 6 boringen aan in de kentekenhouder. Eén boring dient voor het doorvoe-
ren van de voedingskabel, en de vijf andere voor de montagehouder van de
camera. De boring voor de kabeldoorvoer moet in de buurt van de stroomkabels
van de camera geplaatst worden.
-
Voer de stroomkabel van de camera door de (meegeleverde) rubberen afdich-
ting. De rubberen afdichting beschermt de kabel tegen scherpe kanten en
beschadigingen.
- Breng de kabel door de aangebrachte kabeldoorvoer.
- Bevestig de rubberen dichting tegen de boring van de kabeldoorvoer.
- Verleg de kabel naar het gekozen achteruitrijd-/achterlicht. Let er op, dat de
kabels niet gehinderd en niet gekwetst worden.
- Neem de lamphouder uit de behuizing van de achteruitrijdlamp. Neem de gloei-
lamp weg om schade hieraan te voorkomen.
- Bevestig de antenne aan de camera.
- Bevestig de montagehouder inclusief de camera met aangepast montagemateri-
aal op de plaats van montage; let er op dat er geen leidingen gekwetst worden of
op een andere manier beschadigd.
- Regel de camera in de gewenste positie.
- Span de bevestigingsschroeven van de montagehouder vast om vast zitten van
de camera te garanderen.
6.2 Installeren van de monitor
- Plaats de geleidingsmoer van de montagehouder in de bevestiging op de achter-
zijde van de monitor.
- Span de bevestigingsmoer aan om een zekere verbinding tussen de monitor en
de montagehouder te garanderen.
- Bevestig de montagehouder aan de voorruit van uw voertuig. Het bevestigings-
vlak moet vlak, zuiver en vetvrij zijn.
- Regel de monitor in de gewenste positie.
- Span de beide bevestigingsschroeven voor de horizontale en de verticale rich-
ting aan.
64