III
34
B. Instellen van de temperatuur
Verdraai de knop van blauw (koud) naar rood (warm)
om een voor u aangename temperatuur in te stellen.
C. Instellen van de snelheid van de luchtstroom
Verdraai bij aangezet contact de knop om de snelheid
van de aanjager in te stellen op een voor uzelf
aangenaam niveau.
Luchtinlaatrooster
Let erop dat het luchtinlaatrooster onder de voorruit
niet verstopt raakt (dorre bladeren of sneeuw).
Indien u voor het wassen van uw auto gebruik maakt
van een hogedrukspuit, richt dan nimmer de straal op
de luchtinlaatroosters.
Luchtcirculatie
Een aangename atmosfeer wordt in de eerste plaats
verkregen door een goede luchtverdeling in de auto,
zowel vóór als achter. Zorg voor een optimale werking
van het systeem dat de luchtopeningen onder de
voorstoel, achter in de auto en in de bagageruimte niet
zijn afgedekt.
De ventilatie-openingen in het dashboard zijn voorzien
van verstelbare roosters om de richting van de
luchtstroom te regelen.
Pollenfilter
De airconditioning is uitgerust met een filter waarmee
fijne stofdeeltjes uit de aangevoerde lucht worden
geweerd.
Houd u voor het vervangen van dit filter aan de
onderhoudsvoorschriften (zie onderhoudsboekje).
D. Recirculatie interieurlucht / toevoer van
buitenlucht
In de stand voor het recirculeren van de
interieurlucht sluit u het interieur af voor van
buiten komende stank of rook.
Wanneer u gelijktijdig met de stand voor
recirculatie van de interieurlucht de airconditioning
gebruikt, leidt dat tot u een zo optimaal mogelijke
benutting van de airconditioning
Als u deze stand gebruikt bij vochtig weer loopt u kans
dat de ruiten beslaan.
Verplaats, zodra de omstandigheden het toelaten, de
schuif D weer naar rechts, in de stand voor toevoer
van buitenlucht, om het risico op verslechtering van de
luchtkwaliteit te vermijden.
De toevoer van buitenlucht zorgt voor het ontwasemen
van de voorruit en de zijruiten.
V E N T I L A T I E - V E R W A R M I N G
A I R C O N D I T I O N I N G