7
Bepaling van de buisleidingslengte bij:
Tweepijpsinstallatie
Pompen DN H [m]
[mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0
AL35 C 9545, 6 26 24 23 22 20 19 18 16 15 13 12 11 9865–
AT2 45 C 9563 8 88 77 73 68 64 60 55 51 47 42 38 34 29 25 21 16 12
10 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 82 71 61 50 39 29
Eénpijpsinstallatie
Oliedebiet DN H [m]
[kg/h] [mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0
493908783777266605549433832262114 8
tot 2.5 6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 94 85 76
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
44441393634312926242119161311 8 6 3
2,5 tot 6,3 6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 84 71 59 46 33 20
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
6,3 tot 12
6 100 100 97 94 89 82 76 69 63 56 50 43 36 30 23 16 8
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 98 87 75 54 34
Dimensionering van de buisleiding
De tabellen voor de twee- resp. éénpijpsinstallatie tonen
de maximaal mogelijke buisleidinglengte, afhankeljk van 3
factoren:
– hoogteverschil tussen pomp en tank (H)
– oliedebiet resp. pomptype
– buisleidingdoormeter (DN)
Er werd in deze tabel rekening gehouden met de
gebruikelijke drukverliezen veroorzaakt door filter, voetklep,
buisboogstukken en olieslangen.
Voor de montage van de olieslangen in de toevoer- en
terugloop (tussen pomp en vaste buisinstallatie)
moeten de productgebonden installatietekeningen in
acht genomen worden.
Voor gasolie verwarming worden olieslangen volgens
DIN 4798, deel 1, drukklasse A, geleverd.
Technische gegevens:
Nominale druk _________________________ P
N
= 10 bar
Proefdruk _____________________________ P
P
= 15 bar
Bedrijfstemperatuur _____________________ T
B
= 70°C
Na de montage moeten de leidingen (zonder oliefilter en
olieslang) een drukproef ondergaan. De controle gebeurt
met perslucht of stikstof, bij een min. druk van 5 bar. De
brander mag tijdens deze test niet aangesloten zijn.