WIELEN EN BANDEN
* Optie/accessoire.
593
De nieuwe bandenspanning
opslaan in het controlesysteem*
Het bandenspanningscontrolesysteem
4
kan
alleen correct werken wanneer er een refe-
rentiewaarde voor de bandenspanning is
opgeslagen. Dit moet elke keer gebeuren
wanneer banden worden vervangen of de
bandenspanning wordt gewijzigd, zodat het
systeem op de juiste manier kan waarschu-
wen voor een lage bandenspanning.
Zo moet u de bandenspanning afstemmen op
de door Volvo geadviseerde bandenspan-
ningswaarden bij ritten met een zware bela-
ding of op hoge snelheden (meer dan 160
km/h (100 mph)). Daarna moet het systeem
worden gereset door de nieuwe bandenspan-
ning op te slaan.
Volg de volgende procedure om de nieuwe
bandenspanning als referentiewaarde in het
systeem op te slaan:
1. Zet de auto uit.
2. Pomp de banden op tot de juiste span-
ning, zie de sticker aan de binnenkant van
de portierstijl aan bestuurderszijde voor de
aanbevolen spanning voor originele ban-
den.
3. Start de motor.
4.
Open de app
Auto status op het app-
scherm.
5.
Tik op
TPMS.
N.B.
De auto moet stilstaan om te zorgen dat de
knop
Spanning opslaan kan worden
gekozen.
6.
Tik op
Spanning opslaan.
7.
Tik op
OK om te bevestigen dat u de ban-
denspanning van alle vier de wielen hebt
gecontroleerd en aangepast.
8. Rijd met de auto totdat de nieuwe ban-
denspanning is opgeslagen. De nieuwe
bandenspanning wordt opgeslagen als de
auto met een snelheid hoger dan 35 km/h
(22 mph) rijdt.
> De animatie die de voortgang van de
gegevensopslag aangeeft verdwijnt van
het middendisplay wanneer het sys-
teem voldoende gegevens heeft verza-
meld voor detectie van een lage ban-
denspanning. Het systeem geeft geen
verdere bevestiging dat de nieuwe ban-
denspanning is vastgelegd.
Als het opslaan mocht mislukken, verschijnt
de melding
Opslaan van bandenspanning
mislukt. Probeer het opnieuw..
WAARSCHUWING
De uitlaatgassen bevatten koolstofmono-
xide. Dit is onzichtbaar en geurloos, maar
wel zeer giftig. Daarom moet de procedure
voor het opslaan van een nieuwe banden-
spanning altijd buiten of in een werkplaats
met afzuiging worden uitgevoerd.
Gerelateerde informatie
•
Aanbevolen bandenspanning (p. 590)
•
Bandenspanning aanpassen (p. 589)
•
Bandenspanningsstatus op het midden-
display* bekijken (p. 594)
•
Maatregel bij een waarschuwing voor een
lage bandenspanning (p. 594)
•
Bandenspanningscontrolesysteem*
(p. 591)
4
Indirect Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS)