De meetbereiken bij de draaischakelaar geven de eindwaarde van de
schaal aan. Kies voor het aflezen altijd de desbetreffende waarde (bij-
voorbeeld schaal 10 voor de meetbereiken 10 en 100 (vermenigvuldig bij
bereik „100“ de meetwaarde met 10)).
a) Nulinstelling
Stel - voor elke meting - de nulstand (schaalwaarde 0 V) in met behulp
van de justeerschroef (2). Daarbij mag geen meetsignaal op de meet-
snoeren aanwezig zijn.
a) Meten van gelijk- of wisselspanning
ƽ
Overschrijd in geen geval de maximaal toelaatbare
ingangswaarden, ook niet bij het meten van gesuper-
poneerde gelijkspanningen (bijv. bromspanningen).
Ga als volgt te werk om gelijkspanning (DC) te meten:
- Kies met behulp van de draaischakelaar het
meetbereik V .
- Sluit het zwarte meetsnoer aan op de COM-
bus (5) en het rode meetsnoer op de V-bus
(7).
- Stel de wijzer op de nulstand in.
- Denk om een correcte polariteit (rood = + /
zwart = -) en verbind beide meetpennen met
het meetobject (batterij, schakeling enz.).