Ingebruikname
Plaats eerst de meegeleverde batterij om het meetapparaat te kunnen
gebruiken. Plaats de batterij zoals beschreven in het hoofdstuk
„Schoonmaken en onderhoud“.
Draaischakelaar (4)
Stel de afzonderlijke meetfuncties in met behulp van de draaischakelaar.
Het meetapparaat is uitgeschakeld in de stand „OFF“. Schakel het meet-
apparaat altijd uit als u het niet gebruikt.
Meten
ƽ
Overschrijd in geen geval de maximaal toegelaten
ingangswaarden. Raak schakelingen en onderdelen
daarvan niet aan als daarin een hogere middelbare
wisselspanningen dan 25 V~ of hogere gelijkspannin-
gen dan 35 V= kunnen voorkomen! Levensgevaarlijk!
Controleer voor aanvang van de meting de aangeslo-
ten meetsnoeren op beschadigingen, zoals sneden,
scheuren of pletten. Verwijder defecte meetsmoeren
onmiddellijk en vervang ze door nieuwe meetsnoeren;
gebruik defecte meetsnoeren niet langer! Levens-
gevaarlijk!
Neem - alvorens van meetbereik te wisselen - de meet-
pennen weg van het te meten object.
☞
Begin altijd elke meting op het hoogste meetbereik. Ga
daarna stapsgewijs over naar een lager bereik, om een
zo nauwkeurig mogelijk meetresultaat te verkrijgen. De
beste nauwkeurigheid verkrijgt u in het middelste
gebied van de schaal (schaalbereik ca. 70 –110°).
88