38
De rode kabel is plus, de
blauwe kabel min!
Sluit het apparaat met een ka-
bel van 2 x 1,5 mm
2
op het
beveiligde boordnet aan (cen-
trale zekering 5 - 10 A); bij
een lengte van meer dan 6 m
gebruikt u een kabel van 2 x
2,5 mm
2
. Sluit de minpool
aan op de centrale massa. Bij
een directe aansluiting op de
accu, moeten de plus- en de
minleiding worden beveiligd.
Voer de aansluitingen volledig
geïsoleerd in Faston uit (auto-
vlakstekersysteem 6,3 mm).
Op de toevoerleidingen mo-
gen geen andere stroomafne-
mende toestellen worden
aangesloten!
Bij gebruik van omvormers
moet u ermee rekening hou-
den dat het apparaat alleen
met veilige laagspanning en
conform de richtlijn EN 60742
mag worden gebruikt!
Opmerking: Voor de aanslui-
ting van meerdere apparaten
adviseren wij de elektronisch
geregelde Truma-netadapter
NT (230/12 V, 6 A, art.-nr.
39900-01, of 230/24 V,
3 A, art.-nr. 39900-02 afbeel-
ding H5). De Truma-netadap-
ter is ook voor het herladen
van loodaccu‘s geschikt (niet
voor gelbatterijen). Andere
oplaadapparatuur kunnen al-
leen met een auto-accu als
buffer worden gebruikt. Bij de
berekening van de prestatie-
behoefte rekening houden
met de aanloopstroom. Het
topniveau van netadapters
kan verschillend zijn. Rimpel
U
BR
≤ 1 V met belasting is
nog mogelijk.
Tip: om de accu te sparen,
wordt het gebruik van zonne-
collectoren aanbevolen. Voor
meer informatie hierover kunt
u terecht bij de vakhandel.
14
Gasaansluiting
De gastoevoerleiding Ø 8 mm
wordt met een knelkoppeling
op het aansluitstuk aangeslo-
ten. Houd deze bij het aan-
draaien stevig vast met een
tweede sleutel!
Let op: het gasaansluitstuk
op het toestel mag niet wor-
den ingekort of verbogen.
Zorg ervoor dat bij het aan-
sluiten op de boiler de gaslei-
dingen vrij zijn van vuil, splin-
ters en dergelijke!
De buizen moeten zodanig
worden geplaatst dat het toe-
stel makkelijk kan worden uit-
gebouwd voor onderhouds-
werkzaamheden.
Het aantal koppelingen in
gasleidingen die gelegd zijn in
door personen gebruikte
ruimtes moet tot het tech-
nisch onvermijdelijke mini-
mum worden beperkt. De
gasinstallatie moet voldoen
aan de technische en admini-
stratieve voorschriften van
het bestemmingsland.
15
Functiecontrole
Na de inbouw moet de dicht-
heit van de gasleiding vol-
gens het principe van de ver-
minderde druk worden ge-
controleerd. Aansuitend alle
functies volgens de gebruiks-
aanwijzing controleren. De
gebruiksaanwijzing met inge-
vulde garantiekaart aan de ex-
ploitant overhandigen.
Het fabrieksplaatje uit de
gebruiks- en inbouwaan-
wijzing halen en op een
duidelijk zichtbare plaats
die tegen beschadigingen
is beschermd op de ver-
warming plakken. Het jaar
van eerste inbedrijfneming
moet op het fabrieksplaat-
je worden aangekruist.
16
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde
gele sticker met waarschu-
wingen voor de gebruiker
moet door de inbouwer of de
eigenaar van het voertuig op
een voor elke gebruiker dui-
delijk zichtbare plaats in het
voertuig worden aangebracht
(bijv. op de deur van de kle-
renkast). Als u deze sticker
niet hebt, moet u die bij Tru-
ma aanvragen.