NL-24
TIPS EN ADVIES
TOEVOEGING VAN WATER
Groenten en ander voedsel met een hoog waterge-
halte kunnen in hun eigen vocht of door het toevoegen
van een klein beetje water worden gekookt. Hierdoor
blijven vele vitaminen en mineralen behouden.
VOEDSEL MET SCHIL EN VEL KOKEN
Voedsel zoals worstjes, kippen, kippenpoten, aar-
dappelen in de schil, tomaten, appels, eidooiers
moet doorgeprikt worden met een vork of kleine
houten spies. Hierdoor kan de ontstane stoom zich
verspreiden zonder de schil of het vel te splijten.
VET VOEDSEL
Vet vlees en lagen vet koken sneller dan mager
vlees. Dek voor het koken de vette delen met een
stukje aluminiumfolie af of plaats het voedsel met
de vette kant naar beneden.
GROENTEN BLANCHEREN
Voordat groenten worden ingevroren moeten ze eerst
geblancheerd worden. Dit is de beste manier om de
kwaliteit en smaak te behouden. Groenten blancheren:
Was en snij de groenten in stukken. Doe 250 gram
van de groente in een kom met 275 ml water, dek
af en warm op gedurende 3-5 minuten.
Dompel de groenten onmiddellijk na het blancheren
in koud water om doorkoken te voorkomen en laat
de groente hierna uitlekken. Verpak de groente in
luchtdicht afgesloten bakjes en vries in.
Dranken opwarmen
(Koffie, water, thee, enz.)
Melk opwarmen
Soep opwarmen
Stoofschotels opwarmen
Gevogelte
Lamsvlees
Roze
Goed doorbakken
Roastbeef
Halfrauw
Medium
Goed doorbakken
Varkensvlees, kalfsvlees
65-75° C
60-65° C
75-80° C
75-80° C
80-85° C
70° C
75-80° C
50-55° C
60-65° C
75-80° C
80-85° C
85-90° C
70-75° C
80-85° C
55-60° C
65-70° C
80-85° C
80-85° C
TEMPERATUURTABEL
KOOKTIJDEN
Alle in het magnetron kookboek verstrekte tijden zijn
richtlijnen die afhankelijk van de begintemperatuur,
gewicht en samenstelling van het voedsel (water of
vetgehalte e.d.) kunnen variëren.
ZOUT, SPECERIJEN EN KRUIDEN
Voedsel dat in uw magnetron wordt bereid,
behoudt individuele smaken beter dan voedsel dat
in traditionele ovens wordt bereid. Gebruik
daarom weinig zout en voeg dit normaal pas na
het koken toe. Zout absorbeert vloeistoffen en
droogt de buitenkant van het voedsel uit. Kruiden
en specerijen kunnen voor het koken worden
toegevoegd.
VOEDSEL CONTROLEREN
U kunt net als in een traditionele oven controleren of het
voedsel gaar is.
● Voedselthermometer. Na het koken of opwarmen
hebben alle etenswaren een bepaalde interne
temperatuur. U kunt een voedselthermometer
gebruiken om te controleren of het voedsel warm
genoeg of ‘gaar’ is.
● Vork. Controleer vis met een vork. Als het vlees
niet transparant is en gemakkelijk van de graat
valt, dan is de vis gaar. De vis is bros en droog
als deze overgaar is.
● Houten spies. Controleer cakes en brood door
hier een houten spies in te steken. Het voedsel is
klaar als de spies er schoon en droog uitziet.
GEBRUIK VAN VOEDSELTHERMOMETER
VOOR HET BEPALEN VAN DE KOOKTIJD
Na het koken hebben alle dranken en etenswaren
een bepaalde interne temperatuur waarna de oven
uitgeschakeld kan worden en de etenswaren
gekookt zijn. De interne temperatuur kan met
behulp van een voedselthermometer worden geme-
ten. De belangrijkste temperaturen zijn vermeld in
de temperatuurtabel.
Voedsel/dranken
Interne
temperatuur
na het koken
Interne tempratuur
na 10-15 minuten
standtijd