297Diverse situaties
Let er bij het rijden steeds op dat er geen ongeoorloofde trekkrachten en
geen schokbelasting ontstaan. Als er over onverharde wegen wordt ge-
sleept, bestaat altijd het gevaar dat de bevestigingsdelen overbelast raken.
Het contact van de getrokken wagen moet ingeschakeld zijn, opdat het
stuurwiel niet geblokkeerd is, en de knipperlichten, de claxon, de ruitenwis-
sers en de ruitensproeierinstallatie kunnen worden ingeschakeld.
Omdat de rembekrachtiger bij niet-draaiende motor niet werkt, moet u bij
het remmen het rempedaal aanzienlijk krachtiger dan normaal intrappen.
Aangezien de stuurbekrachtiging bij niet-draaiende motor niet werkt, moet
bij het sturen meer kracht worden uitgeoefend.
●Tijdens het slepen bedraagt de maximale snelheid 50 km/u.
●Tijdens het slepen bedraagt de maximale snelheid 50 km/u.
Slepen van wagens met automatische versnellingsbak
●De keuzehendel in stand "N" zetten.
●Niet harder dan 50 km/u rijden.
●Niet verder dan 50 km slepen.
●Met een takelwagen mag de wagen alleen met opgetilde voorwielen
worden gesleept.
Let op
●Let bij het slepen of starten door aanslepen op de wettelijke voorschrif-
ten.
●Bij beide wagens de alarmlichten inschakelen. Let daarbij echter zo no-
dig op andere voorschriften.
●Een wagen met automatische versnellingsbak kan om technische rede-
nen door aanslepen niet gestart worden.
●Als vanwege een defect de versnellingsbak van uw wagen geen smeer-
middel meer bevat, mag uw wagen uitsluitend met opgetilde aangedreven
wielen worden gesleept.
●Als de wagen meer dan 50 km moet worden gesleept, moet de wagen
met opgetilde voorwielen vakbekwaam worden gesleept.
●Bij een wagen zonder stroom blijft de besturing vergrendeld. De wagen
moet dan met opgetilde voorwielen vakbekwaam worden gesleept.
●Sleepoog altijd in de wagen meenemen
'Veilig op weg' Bediening Advies en actie Technische Gegevens