30 Airbagsysteem
Airbagsysteem
Korte inleiding
Inleiding tot thema
Het voertuig beschikt over voorairbags voor bestuurder en bijrijder. De voor-
airbags kunnen bijkomende bescherming bieden aan de thorax en het
hoofd van de bestuurder en bijrijder als de stoelen, veiligheidsgordels en
hoofdsteunen en, in het geval van de bestuurder, het stuurwiel, correct ge-
bruikt en ingesteld worden. Airbags zijn een extra veiligheidsvoorziening.
Een airbag is geen vervanging van de veiligheidsgordel, die altijd moet wor-
den gebruikt, zelfs als de voorstoelen voorairbags hebben.
Aanvullende informatie en waarschuwingen:
●Aanwijzingen voor het rijden ⇒ pagina 7
●Juiste zithouding van inzittenden ⇒ pagina 10
●Veiligheidsgordels ⇒ pagina 22
●Kinderzitjes (accessoires) ⇒ pagina 42
●Verzorging en reiniging van het interieur ⇒ pagina 265
●Accessoires, vervanging van onderdelen, reparaties en wijzigingen
⇒ pagina 273
●Gebruikersinformatie ⇒ pagina 271
ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsysteem als beschermingsmaat-
regel.
●Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt, gaat het nog slechts om
een hulpbeschermfunctie.
ATTENTIE (vervolg)
●Het airbagsysteem biedt een optimale bescherming wanneer de vei-
ligheidsgordels correct omgegespt zijn, waardoor het risico op letsels
vermindert ⇒ pagina 22, Veiligheidsgordels.
●Alle inzittenden moeten een correcte zithouding innemen alvorens te
vertrekken, de veiligheidsgordel van hun plaats juist omgespen en die
blijven dragen tijdens het rijden. Dit geldt voor alle inzittenden.
ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen de inzittenden en het wer-
kingsgebied van de airbags, verhoogt het risico op letsel bij activering
van de airbags. Hierdoor wordt het opblaasbereik van de airbag gewij-
zigd of worden de voorwerpen tegen het lichaam geslingerd.
●Draag nooit voorwerpen in de hand of op schoot tijdens het rijden.
●Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijdersstoel. Bij bruusk remmen of
plotselinge manoeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen in de actiera-
dius van de airbags en door het interieur geslingerd worden bij activering
ervan.
●Tussen de inzittenden op de voorstoelen en de buitenste zitplaatsen
en het werkingsgebied van de airbags mogen zich geen andere perso-
nen, dieren of voorwerpen bevinden. Zorg ervoor dat zowel de kinderen
als de andere inzittenden deze aanbeveling naleven.