bestell nr.
2,4 GHz: F 8066
T-12 FG
14.15 2. HOOGTEROEREN MET AILERONFUNCTIE
Dit menu bevat alle functies voor
het aansturen van een tweede
hoogteroer, dat samen met de
ailerons een extra draaimoment
om de langs-as veroorzaakt. De
beide hoogteroerkleppen slaan
dus parallel met de ailerons uit.
Deze optie wordt gebruikt om het rendement van de rolrate
van een model te verhogen. Voor deze mixer moeten dan wel
twee servo’s gebruikt worden voor de de hoogteroeren met elk
een eigen ontvanger-aansluiting. De functie wordt in het
engels aangeduid met :ailvator’. Deze functie kan zowel voor
een normale staart als ook voor een V-staart gebruikt wor-
den.(ruddervator). De tekening geeft de toewijzing weer van
de functies voor een normale staart.
Markeer met de 3Dhotkey de optie ‘ail-diff’ in het modelmenu
en bevestig dit met ENTER. Het display ziet er dan als volgt
uit:
In de regel ‘mode’ worden de opdrachten voor de mogelijke
instelling van de COMB- of APART-mode ingevoerd, via de
reeds meerdere malen aangegeven procedure.
De servo-uitslagen kunnen voor beide roerkleppen van het
hoogteroer, gescheiden en op- of neerwaarts, als %-waarde
ingesteld worden. Deze procedure is meerdere malen
beschreven. Na markeren en bevestigen van het betreffende
veld, de %-waarde met de 3Dhotkey instellen en met ENTER
bevestigen.
De standaardinstelling bedraagt 100% , door de ENTER toets
minstens 1 sec. in te drukken wordt er weer teruggekeerd naar
de standaardinstelling.
Na de instelling van de AILVATOR goed controleren of de
mixer correct functioneert en alle afstellingen kloppen. Let er
ook op dat de totale uitslag van de hoogteroer- en aileronfunc-
tie niet te groot is waardoor de mechanische uitslag begrensd
zou kunnen worden.
Attentie:
Als er voor de functie van de twee hoogteroeren geen aileron
mixing nodig is , is aan te bevelen de invoerwaarde voor de
ailerons op 0% te zetten.
14.16 WINGLET-ROER INSTELLINGEN
Dit menu
beschikt over
alle mixfuncties
die nodig zijn
voor de aanstu-
ring van de roer-
kleppen in de
winglets. Deze
roeren hebben
dezelfde werking als een richtingroer, ze zijn echter werkzamer
omdat ze zich niet in de luchtstroom van de propeller bevin-
den. De weerstand wordt minder waardoor de vliegprestaties
verbeteren.
Deze functie wordt hoofdzakelijk gebruikt bij vliegende vleu-
gels met verticale winglets. De tekening toont de toewijzing
van de functies.
Markeer met de 3D hotkey de “WINGLET” optie in het model-
menu en bevestig dit met ENTER. Het display ziet er als volgt
uit:
In de regel “mode” worden de opdrachten voor de mogelijke
instellingen van de COMB- of APART mode op de reeds
bekende procedure uitgevoerd.
De servo-uitslagen kunnen voor beide winglets (zijde 1 zijde 2),
gescheiden naar links en rechts als %-waarde ingesteld wor-
den. Deze procedure is meerdere malen beschreven. Na mar-
keren en bevestigen van het betreffende veld, de %-waarde
met de 3Dhotkey instellen en met ENTER bevestigen.
De standaardinstelling bedraagt 100%, door de ENTER toets
minstens 1 sec. in te drukken wordt er weer teruggekeerd naar
de standaardinstelling.
Let er op dat deze functie alleen dan beschikbaar is als het
betreffende modeltype (vliegende vleugel/delta) ingesteld is.
59
hoogte
(AIL 5)
hoogte 2
(AIL 6)
RICHT
1
RICHT2