27
NEDERLANDS
7. EDITEN – VORMGEVEN VAN VIDEO-OPNAMEN
Achteraf van geluid voorzien
(audio dubbing)
Bij een bestaande opname kunt u het geluidsspoor
achteraf van een andere geluidsopname voorzien
(nasynchroniseren).
Sluit daarvoor op de ingangsaansluitingen ª + º
(bv. een CD-speler) of op de microfoonaansluiting
& (een microfoon) aan.
De aansluitingen bevinden zich achter de frontklep van
de videorecorder.
Let erop, dat de „juiste” cassette in de videorecorder
geplaatst is.
!
Druk op toets l. kies de regel „A/V Edit”.
Bevestig met toets G.
"
De OSD-pagina „EDIT MENU” verschijnt op het
beeldscherm. Kies de regel „Audio dubbing”.
Bevestig met toets G.
¤
De OSD-pagina „AUDIO DUBBING” verschijnt op
het beeldscherm.
Wilt u het geluid in- of uitfaden, kies dan de des-
betreffende regel „Fade in geluid” of
„Fade uit geluid”. Schakel met toets G op „aan”.
Kies de regel „Start audio dub”.
Bevestig met toets G.
$
Zoek in de afspeel-stand het gewenste einde van
de opname. Beëindig het zoeken met toets
ZU. Stel met toets G de weer-
gave op „0:00:00” (=Edit out).
%
Zoek met beeldzoekfunctie achteruit de positie,
waarop het „achteraf van geluid voorzien” moet
beginnen.
&
Druk op toets r.
/
Schakel de geluidsbron in.
Met de schuifregelaars {} of
Ü op de videorecorder regelt u het
geluid van de geluidsbron, tot bij de luidste passa-
ges van het geluid de melding „0 dB” brandt.
Videobanden kunnen niet gewoon met een schaar
geknipt en weer aan elkaar geplakt worden.
Als in bestaande video-opnamen andere scènes
storingsvrij en op het beeld precies naadloos achter
elkaar gezet en/of tussengevoegd moeten worden,
moet tijdens het zenden (kopiëren) van één videoband
naar de andere, elektronisch „geknipt” worden.
Dit kiezen, knippen en vormgeven van „nieuwe” video-
opnamen noemt men „editen”.
Voor het editen kunnen verschillende methoden worden
gebruikt.
Achteraf van ander geluid voorzien (audio-dubbing)
Voor een bestaand beeld ook het „passende” geluid
kopiëren. Het mono-geluidsspoor van de videoband
kan achteraf van ander geluid worden voorzien. Het
oorspronkelijke mono-geluidsspoor wordt daarbij
geheel gewist. De stereo geluidssporen en het beeld
blijven onveranderd.
De insert- en insert-edit-functies
Met deze functies kunnen in bestaande opnamen ach-
teraf andere beeld- en/of geluidsopnamen zonder
problemen en storingsvrij tussengevoegd worden.
U kunt uit drie insert functies kiezen.
Synchroon kopiëren (synchro edit)
Tijdens het synchroon kopiëren tussen deze video-
recorder en een daarvoor uitgeruste camcorder resp.
videorecorder worden beide toestellen op het juiste
moment gestart. Daardoor wordt er scène voor scène
op het beeld nauwkeurig en zonder storende over-
gangen gekopieerd.
De programm-edit-functies (montagelijst)
U kunt uit bestaande video-opnamen maximaal tien
(10) losse scènes markeren, in de lijst „Programm
Edit” van de videorecorder overnemen, opnieuw sorte-
ren en daarna achter elkaar naar een videocassette
kopiëren.
Voorwaarde daarvoor is, dat uw camcorder met een
„busbesturing” uitgerust is en over een uren-, minu-
ten-, seconden- resp. beeldteller (timecodeteller) beschikt.