Onder het rijden brandt deze
lamp tijdens activering van het
systeem. Als de auto op contact
is gezet en de controlelamp niet gaat
branden, dan geeft dit aan dat het systeem
is gedeactiveerd. Uw dealer kan het
systeem heractiveren. Tijdens een storing
wordt het systeem uitgeschakeld en
brandt de controlelamp niet onder het
rijden.
Controlelamp laadstroom
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit op
een storing. Schakel alle
onnodige stroomverbruikers uit. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Controlelamp grootlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u het grootlicht
inschakelt. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden
wanneer een nieuw bericht is
opgeslagen in de
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 60).
Controlelamp oliedruk
WAARSCHUWING
Hervat uw reis niet wanneer de
controlelamp oliedruk gaat branden
terwijl het oliepeil correct is. Laat het
systeem onmiddellijk door een geschoolde
monteur controleren.
Wanneer de lamp na het starten
blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit op een
storing. Breng de auto tot stilstand zodra
dit veilig kan en zet de motor af. Controleer
het motoroliepeil. Zie Motorolie
controleren (bladzijde 137).
Controlelamp mistachterlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
56
Instrumentenpaneel