Koelvloeistoftemperatuurmeter
Toont de temperatuur van de koelvloeistof.
Bij normale bedrijfstemperatuur blijft de
naald in het middengedeelte.
LET OP
Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
verholpen.
Wanneer de naald in de richting van 120
°C beweegt, is de motor oververhit. Zet de
motor af, zet het contact af en stel de
oorzaak vast zodra de motor is
afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof
controleren (bladzijde 137). Zie
Gereduceerd motorvermogen (bladzijde
115).
Brandstofmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
toont aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
Kilometerteller, dagteller en klok
Instrumentengroep - laag
uitrustingsniveau
Klok en actieradius tot
brandstoftank leeg
A
DagtellerB
KilometertellerC
N.B.: De dagteller wordt gereset wanneer
een afstand van 1999,9 kilometer is
afgelegd.
De dagteller kan worden gebruikt om de
lengte van een bepaald traject te
registreren. Druk op de terugsteltoets om
de dagteller op nul terug te stellen.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Instrumentengroep, laag
uitrustingsniveau
Nadat het contact is aangezet gaan de
volgende controlelampen en indicatoren
ter bevestiging dat het systeem
operationeel is kort branden:
• ABS
• Airbag
53
Instrumentenpaneel