7
ombouwen op een andere
gassoort
■ Controleer of de waarden zoals vermeld op
de onderdelen overeenkomen met de
waarden uit de bijgeleverde tabel.
■ Sluit de gaskraan.
■ Vervang de drukregelaar aardgas door de
stelschroef propaan (of andersom).
■ Vervang de hoofdinspuiter door de
inspuiter uit de ombouwset.
■ Vervang de waakvlaminspuiter door de
inspuiter uit de ombouwset.
■ Vervang de kleinstandstuw door de
kleinstandstuw uit de ombouwset.
fig. 7
■ Vervang het instelplaatje door de
instelplaat uit de ombouwset.
■ Stel de branderdruk in volgens de tabel
zoals wordt bijgeleverd met de ombouwset.
Let bij toestellen zonder drukregelaar
speciaal op of de voordruk van een op
volstand brandend toestel overeenkomt
met de aansluitdruk van het toestel.
■ Controleer alle eerder gedemonteerde
aansluitingen op gasdichtheid.
6 OMBOUWEN
aansteken
■ Open de gaskraan.
■ Draai bedieningsknop B naar stand en
druk deze in. Er stroomt nu gas naar de
waakvlambrander.
fig. 8
■ Druk ontstekingsknop A in. Er springt nu
een vonk over naar de waakvlambrander.
Herhaal het indrukken tot de waakvlam
ontstoken is. Houdt knop B nog ca.
10 seconden ingedrukt.
■ Als de waakvlam nu dooft moeten
voorgaande handelingen herhaald worden
en moet de aansteekknop B iets langer
ingedrukt gehouden worden.
■ Nadat de waakvlam is ontstoken kunt u met
thermostaatknop B een stand kiezen tussen
1 en 7.
uitschakelen
■ Als u de bedieningsknop op de stand
tussen en 1 draait brandt alleen de
waakvlam. Dit is tevens de vorstbeveiliging,
hetgeen wil zeggen dat de hoofdbrander
pas ingeschakeld wordt bij een zeer lage
omgevingstemperatuur om de ruimte
vorstvrij te houden. Laat daarom de
waakvlam tijdens het stookseizoen
branden.
■ Draai de bedieningsknop B naar stand .
De kachel is nu helemaal uitgeschakeld.
GEBRUIK