■ Zorg ervoor dat het toestel na gebruik
uitgeschakeld is.
■ Verwijder de batterijen uit het toestel als u
het een tijdje niet gebruikt.
2.2.4 Instandhouding en service
■ De volgende omstandigheden kunnen het
geluid waaraan de bedienaar is
blootgesteld beïnvloeden:
- soort zaagblad (b.v. zaagbladen ter
vermindering van de geluidsblootstelling)
- materiaal van het werkstuk
- kracht waarmee het werkstuk tegen het
zaagblad wordt geschoven.
■ De voor de veiligheid verantwoordelijke
persoon dient onmiddellijk op de hoogte te
worden gesteld van fouten zodra die zich in
de machine voordoen, met inbegrip van de
beschermende inrichtingen en het
zaagblad.
2.2.5 Veilig gebruik
■ Schuifstok of de handgreep met schuifhout
gebruiken om het werkstuk veilig langs het
zaagblad te leiden.
■ Het spouwmes gebruiken en correct
afstellen.
■ Bovenste zaagbladafdekking gebruiken en
correct afstellen.
■ Voegen of groeven niet uitvoeren zonder
voordien een gepaste beschermende
inrichting zoals b.v.
tunnelbescherminrichting boven de
zaagtafel aan te brengen.
■ Cirkelzagen mogen niet voor het insnijden
(in het werkstuk beëindigde groef) worden
gebruikt.
■ Gebruik enkel zaagbladen waarvan de
maximaal toelaatbare snelheid niet geringer
is dan de maximale snelheid van de spil van
de tafelcirkelzaag en van het te snijden
materiaal.
■ Bij het transport van de machine alleen de
transportinrichtingen gebruiken en nooit de
beschermende inrichtingen voor het
hanteren en het transport gebruiken.
■ Tijdens het transport moet het bovenste
gedeelte van het zaagblad afgedekt zijn,
b.v. door de beschermkap.
■ Lange werkstukken aan het einde van het
snijden beveiligen tegen neerkantelen (b.v.
afrolstandaard).
2.2.6 Extra aanwijzingen
■ Geef de veiligheidsvoorschriften aan alle
personen door die aan de machine werken.
■ Gebruik de zaag niet om brandhout te
zagen.
■ Laat het dwarszagen van rond hout
achterwege.
■ Voorzichtig! Door het roterende zaagblad
bestaat lichamelijk gevaar voor handen en
vingers.
■ De machine is voorzien van een
veiligheidsschakelaar tegen herinschakelen
na spanningsafval.
■ Controleer of de spanning op het kenplaatje
van het toestel overeenkomt met de
netspanning alvorens met de zaagmachine
te beginnen werken.
■ Als u een verlengkabel nodig heeft dient u
er zich van te vergewissen dat zijn
doorsnede voldoende is voor het
opgenomen vermogen van de zaag.
Minimumdoorsnede 1 mm
2
■ Kabeltrommel enkel in afgewonden
toestand gebruiken.
■ Controleer de netkabel. Gebruik geen
defecte of beschadigde aansluitkabels.
■ De bedieningspersoon moet minstens 18
jaar zijn, leerlingen minstens 16 jaar, maar
enkel onder toezicht.
■ Hou de werkplaats vrij van houtafval en
rondslingerende delen.
■ Aan de machine werkende personen
mogen niet afgeleid worden.
■ Let op de draairichting van de motor en het
zaagblad.
■ Na het uitschakelen van de motor mogen de
zaagbladen in geen geval worden afgeremd
door er zijdelings tegen te drukken.
■ Installeer slechts goed scherpgeslepen, niet
vervormde, barstvrije zaagbladen.
■ Veiligheidsinrichtingen aan de machine
mogen niet worden gedemonteerd of
onbruikbaar gemaakt.
■ Defecte zaagbladen dienen onmiddellijk te
worden vervangen.
■ Gebruik geen zaagbladen die niet
overeenkomen met de karakteristieke
38
NL/
BE