NL/BE 111
Nu kan in de bovenste balk analoog tussen “2T” (2 takt) en “4T” (4 takt) worden gekozen.
Bij 2 takt-lassen is er spanning aanwezig, zolang de trekker van de toorts wordt ingedrukt.
Bij de 4 takt-methode is er spanning aanwezig, zodra de trekker van de toorts kort wordt ingedrukt en
daarna weer wordt losgelaten. De spanning wordt onderbroken, zodra er opnieuw op de trekker wordt
gedrukt.
Door te draaien aan de schakelaar 13 kan de lasstroom nu worden ingesteld. De draadaanvoer past
zich automatisch aan en er verschijnt een advies voor de te lassen materiaaldikte in mm.
Door te draaien aan de schakelaar 12 kan de spanning worden ingesteld, waardoor ook de lengte van
de vlamboog “ARC LENGTH” verandert. Als de schakelaar 12 wordt ingedrukt en daarna wordt
gedraaid, kan de inductieve reactantie “INDUCTANCE” worden aangepast.
zPMIG-lassen
Schets 5
Voor minder spatten en een stabielere vlamboog kan de puls-MIG-methode worden gekozen.
Bij deze methode kunt u kiezen tussen staaldraad, CrNi-, CuSi-, AlMg-, AlSi- en Al-draad [schets 5].
Verder wordt het gebruikte beschermgas vermeld.
Bij het gebruik van de betreffende draden dienen de volgende soorten beschermgas te worden gebruikt:
Fe (staaldraad): [80% argon/20% CO2]
CrNi (roestvrij staal) -draad: [98% argon/2% CO2]
CuSi-, AlMg-, AlSi- en aluminium draad: [100% argon]
De navigatie binnen het PMIG-menu is dezelfde als de navigatie in het “MAG”-menu via schakelaars 12
en 13. De diameter van de gebruikte lasdraad kan op dezelfde manier worden ingesteld en er kan
tussen “2T” en “4T” worden gekozen.
zDPMIG-lassen
Door de MIG-methode met dubbele puls wordt er minder warmte naar het materiaal overgedragen.
Daardoor is deze methode zeer geschikt voor het lassen van dunne platen van roestvrij staal en
aluminium.
Bij deze methode kunnen dezelfde draadelektroden en beschermgassen worden gebruikt als bij
PMIG-lassen. De navigatie binnen het DPMIG-menu is dezelfde als de navigatie in het “MAG”-menu via
schakelaars 12 en 13. De diameter van de gebruikte lasdraad kan op dezelfde manier worden ingesteld
en er kan tussen “2T” en “4T” worden gekozen.
Verder kan hier, na het instellen van de gebruikte lasdraad, door tweemaal te drukken op de schakelaar
13 het parameterdiagram worden opgeroepen. Hier kunnen de afzonderlijke parameters bij de
DPMIG-methode worden ingesteld. Hier adviseren wij om de vooraf ingestelde waarden te gebruiken.
Als gevorderde gebruiker kunt u de individuele waarden aanpassen om het lasproces exact aan uw
geplande werkzaamheden aan te passen. Voor het resetten van de ingestelde parameters gaat u terug
naar het DPMIG-menu [schets 6] en houdt u schakelaar 12 gedurende ca. 5 seconden ingedrukt.