64 NL/BE
• Om de sproeier (27) te reinigen, schakelt u de motor uit en
stopt u de watertoevoer.
• Ontlucht het apparaat (zie 11.6).
• Verwijder de sproeier (27) uit de straalpijp (11). Zorg ervoor
dat de sproeier (27) in een veilige richting van u af wijst.
• Gebruik de sproeierreinigingsnaald (35) of een kleine pa-
perclip om het vuil uit de sproeier (27) te verwijderen.
• Spoel de sproeier (27) door met schoon water.
• Monteer de sproeier (27) weer op de straalpijp (11).
• Start de watertoevoer en start het apparaat.
13.2 Afvoerwater aftappen
LET OP
Risico op materiële schade!
• Bevriezend water in het apparaat kan delen van het ap-
paraat verstoren.
Bewaar het apparaat in de winter bij voorkeur in
een verwarmde ruimte.
Als het apparaat in een onverwarmde ruimte is op-
geslagen, gaat u als volgt te werk:
• Schroef de watertoevoerslang en de hogedrukslang (6) los.
• Laat het apparaat maximaal 1 minuut draaien totdat de
pomp en de leidingen leeg zijn.
• Schroef het waterfilter los en maak het leeg.
14. Onderhoud
m WAARSCHUWING
• Schakel het apparaat uit voordat u afstellings- of onder-
houdswerkzaamheden gaat uitvoeren.
• Verwijder de bougiestekker (24).
m GEVAAR
Gevaar voor letsel door onvoorzien inschakelen van het ap-
paraat.
• Voordat u aan het apparaat gaat werken, zet u de motor-
schakelaar op “0/Off” en verwijdert u de bougiestekker.
Gevaar voor brandwonden
• Raak geen hete geluiddempers, cilinders of koelribben
aan.
14.1 Onderhoudsintervallen
Voor de ingebruikname:
• Controleer het oliepeil op de olietankdop met een oliepeil-
stok (43).
• In het geval van melkachtige olie (water in olie), dient u di-
rect contact op te nemen met de klantenservice.
• Controleer de hogedrukslang (6) op beschadigingen (kans
op barsten). Vervang een beschadigde hogedrukslang (6)
onmiddellijk.
Elke 25 bedrijfsuren:
• Controleer het oliepeil op de olietankdop met een oliepeil-
stok (43).
• In het geval van melkachtige olie (water in olie), dient u di-
rect contact op te nemen met de klantenservice.
Elke 50 bedrijfsuren:
• Controleer het oliepeil op de olietankdop met een oliepeil-
stok (43).
• In het geval van melkachtige olie (water in olie), dient u di-
rect contact op te nemen met de klantenservice.
• Reinig het luchtfilter.
• Controleer de bevestigingselementen tussen motor en frame
op scheuren en laat gescheurde bevestigingselementen
door de klantenservice vervangen.
14.2 Onderhoudswerkzaamheden
14.2.1 Motorolie verversen (afb. 9/10)
Aanwijzing:
Voer afgewerkte olie op een milieuvriendelijke manier af!
Het verversen van de motorolie moet bij een be-
drijfswarme motor worden uitgevoerd.
• Zet een opvangbak voor ca. 1 liter olie klaar.
• Plaats het apparaat op een geschikte ondergrond iets schuin
tegen de olieaftapschroef (44).
• Open de olieaftapschroef (44).
• Tap de motorolie af in de opvangbak die was klaargezet.
• Om het aftappen van de motorolie te versnellen, kunt u de
olietankdop met de oliepeilstok (43) openen.
• Nadat de verbruikte olie is afgetapt, sluit u de olieaftap-
schroef (44) en zet u het apparaat weer op een stabiele
ondergrond
• Vul de motorolie bij tot aan de bovenste markering van de
oliepeilstok (43).
Zie de technische gegevens voor het type olie en
de vulhoeveelheid.
LET OP
• Om het oliepeil te controleren, het oliepeil niet met de oliepeil-
stok (43) in de olietankdop van de olietank schroeven, maar
slechts tot aan de schroefdraad insteken.
14.2.2 Automatische olieafsluiter
De automatische olieafsluiter start wanneer er sprake is van te
weinig motorolie en de motor wordt uitgeschakeld. In dit geval
kan de motor niet opnieuw worden gestart of stopt de motor
na korte tijd automatisch weer. Starten is alleen mogelijk na
het bijvullen met motorolie (zie paragraaf 10.1 en 14.2.1 voor
elk gebruik).
14.2.3 Luchtfilter (afb. 1)
Luchtfilter (9) regelmatig reinigen, zo nodig vervangen.
• Verwijder het deksel van het luchtfilter (9). Trek hierbij voor-
zichtig aan de randen van het luchtfilter (9).
• Verwijder het vuile filterelement.
• Sla het vuile filterelement uit of blaas het uit met perslucht
bij lage druk.
• Plaats het filterelement en het deksel van het luchtfilter (9)
weer terug.