61NL/BE
10. Voor de ingebruikname
10.1 Motorolie bijvullen/controleren (afb. 10)
LET OP
• Voor de eerste ingebruikname moet er motorolie worden
bijgevuld!
• Controleer het oliepeil voor elke ingebruikname.
• Het apparaat niet in gebruik nemen als er geen olie zicht-
baar is op de oliepeilstok (43).
• Vul de motorolie niet te vol. Een te hoog oliepeil kan tot
motorschade leiden.
• Vul indien nodig olie bij. Gebruik alleen motorolie
(SAE10W30).
• Plaats het apparaat op een vlakke, stabiele ondergrond en
verwijder eventueel vuil rondom de olie-inlaat
• (42) / olietankdop met oliepeilstok (43).
• Open het olietankdop met de oliepeilstok (43) door deze
linksom te draaien en weg te nemen.
• Vul het systeem naar behoefte bij met max. 400 ml viertakt-
motorolie (SAE10W30).
• Controleer het oliepeil aan de hand van de markeringen op
de oliepeilstok.
• Plaats het olietankdop met de oliepeilstok (43) terug en sluit
deze door rechtsom te draaien.
10.2 Brandstof bijvullen (afb. 11)
m GEVAAR
Brand- en explosiegevaar!
• Tank het apparaat nooit in gesloten ruimtes, met draai-
ende of hete motor.
• Niet roken tijdens het tanken.
• Gebruik geen tweetaktmengsel.
• Niet tanken in de buurt van open vuur of vonken.
• Mors geen brandstof. Gebruik een trechter.
• Veeg gemorste brandstof weg.
• Sluit de jerrycan en tank na het tanken overeenkomstig de
voorschriften.
• Open de tankdop (14) door deze linksom te draaien en
weg te nemen.
• Plaats een trechter (37) in de opening van de brandstoftank
(15).
• Vul de brandstoftank (15) met brandstof tot maximaal 3-4
cm onder de bovenrand.
• Plaats de tankdop (14) terug en sluit de brandstoftank (15)
door deze rechtsom te draaien.
10.3 Aansluiting van de watertoevoer (extern) op
de pomp (afb. 12)
m WAARSCHUWING
• Gebruik de hogedrukreiniger niet zonder of met een be-
schadigd inlaatfilter. Deeltjes in de hogedrukstraal kunnen
verwondingen veroorzaken.
LET OP
• Tussen de inlaat van de hogedrukreiniger en een afsluit-
voorziening, zoals een Y-afsluitkoppeling of een andere
geschikte afsluiter, moet de lengte van de vrije tuinslang
minstens 3 m bedragen.
• Gebruik de hogedrukreiniger niet zonder watertoevoer.
Als de hogedrukreiniger zonder water wordt gebruikt, zal
de hogedrukreiniger beschadigd raken.
• Voordat de tuinslang (NIET meegeleverd) op de watertoe-
voer (21) wordt aangesloten, moet het inlaatfilter worden
• gecontroleerd. Reinig een verontreinigde inlaatfilter, vervang
een beschadigd inlaatfilter.
• Om alle verontreinigingen te verwijderen, laat u gedurende
30 seconden water door de tuinslang lopen. Doe de wa-
tertoevoer weer dicht. Belangrijk: Gebruik geen stilstaand
water voor de watertoevoer. Gebruik alleen water tot max.
40° C.
• Monteer de slangaansluitadapter (41) op de watertoevoer
(21).
• De tuinslang (GEEN leveringsomvang) kan worden voorzien
van de meegeleverde snelkoppeling (40).
• Sluit de tuinslang (NIET meegeleverd) aan op de watertoe-
voer (21). De slang mag niet langer zijn dan 15 meter.
• Controleer of de slang goed vastzit.
10.4 Zelfaanzuiging uit open tanks/reservoirs en
natuurlijke waterlopen
m GEVAAR
• Zuig nooit water aan uit een drinkwaterreservoir.
• Zuig nooit vloeistoffen aan die oplosmiddelen bevatten,
zoals thinner, benzine of olie. Het nevelgordijn dat daarbij
ontstaat is hoogst ontvlambaar, explosief en giftig.
Gebruik het accessoire voor zelfaanzuiging (niet in de levering-
somvang inbegrepen), dat bestaat uit:
• aanzuigfilter
• 3 m versterkte zuigslang
Met dit accessoire kan het apparaat water max. 0,5 m hoog
boven de waterspiegel aanzuigen. Dat kan ongeveer 1 minuut
duren.
• Dompel de 3 meter lange zuigslang volledig onder in het
water, zodat alle lucht eruit ontsnapt.
• Sluit de zuigslang aan op het apparaat en zorg ervoor dat
het aanzuigfilter onder water blijft.
• Laat het apparaat zonder het handspuitpistool draaien tot
het water gelijkmatig uit de hogedrukslang stroomt.
• Als er na 1 minuut nog steeds geen water uitkomt, zet het ap-
paraat dan uit en controleer alle aansluitingen. Als er water
uitkomt, zet het apparaat dan uit en sluit het handspuitpistool
en de straalbuis aan, zodat u kunt beginnen te werken.
Het is van groot belang dat de slang en de aansluitingen van
goede kwaliteit zijn, dat ze perfect op elkaar aangesloten zijn
en dat de afdichtingen onbeschadigd en recht bevestigd zijn.
Lekke aansluitingen kunnen het aanzuigen belemmeren.
11. Bediening
Controleer het apparaat om er zeker van te zijn dat alle onder-
staande stappen zijn uitgevoerd:
• Lees de volledige gebruikshandleiding goed door voordat u
het apparaat in gebruik neemt en zorg dat u de handleiding
in acht neemt.
• Controleer of de beugelgreep (1) goed vastzit.
• Controleer of de olie tot het voorgeschreven niveau in het
motorcarter is bijgevuld.
• Vul de brandstoftank (15) bij met het voorgeschreven type
benzine.
• Slangaansluitingen op goede bevestiging controleren.