45
44
Meer dan kijken en knippen – scherpstelstand
Autofocusstand (continue AF/enkelvoudige AF)
Het autofocussysteem heeft twee standen. Welke van deze twee
standen wordt gebruikt hangt af van of de monitor aan of uit staat. In
de a stand, SCENE-stand of MOVIE-stand stelt de camera continu
scherp terwijl de monitor aanstaat (continuous autofocus; blz. 113).
Wanneer de monitor uitstaat, stelt de camera alleen scherp wanneer u
de ontspanknop half indrukt (single autofocus; blz. 113). In beide
gevallen wordt de scherpstelling vergrendeld bij het half indrukken van
de ontspanknop, en blijft vergrendeld zolang de ontspanknop in deze
stand wordt gehouden (Scherpstelvergrendeling; blz. 45).
In de å stand wordt enkelvoudig autofocus gebruikt ongeacht of de
monitor aan of uit staat, hoewel u met het onderdeel Focus Options:
Auto-focus Mode in het Shooting-menu continue autofocus kunt
aanzetten als de monitor aanstaat (blz. 113).
Optimaal resultaat met autofocus
Autofocus werkt het best als:
• er contrast is tussen het onderwerp en de achtergrond. Het resultaat kan
bijvoorbeeld tegenvallen als het onderwerp dezelfde kleur heeft als de
achtergrond;
• het onderwerp gelijkmatig verlicht is.
Autofocus werkt niet goed als:
• u probeert tegelijkertijd scherp te stellen op twee of meer voorwerpen op
verschillende afstanden van het objectief. Het resultaat kan bijvoorbeeld
tegenvallen als u een voorwerp in een kooi fotografeert, aangezien de tralies
van de kooi zich dichter bij de camera bevinden dan het hoofdonderwerp en
zowel de tralies als het hoofdonderwerp zich in het scherpstelveld in het
midden van het beeld bevinden;
• het onderwerp erg donker is (het onderwerp dient echter ook niet heel veel
lichter dan de achtergrond te zijn);
• het onderwerp snel beweegt.
Als de camera niet automatisch kan scherpstellen, gebruik dan de
scherpstelvergrendeling (blz. 45) om op een ander onderwerp op dezelfde
afstand scherp te stellen.
1
Stel de camera scherp
Scherpstelvergrendeling
Afhankelijk van het effect dat u wilt bereiken kan het zijn dat uw onderwerp zich
niet in het midden van de uiteindelijke compositie bevindt. In de a stand en
in alle SCENE-standen (behalve Portrait (portret) en Close Up (close-up)
(blz. 36, 37), stelt de camera automatisch scherp op het onderwerp in het
midden van het beeld. Wanneer u de ontspanknop half indrukt en uw onder-
werp zich niet in het midden van het beeld bevindt, dan stelt de camera scherp
op de achtergrond, zodat het hoofdonderwerp onscherp kan zijn. Met de scherp-
stelvergrendeling kunt u eerst op uw onderwerp scherpstellen en vervolgens
opnieuw de compositie bepalen voordat u een foto maakt.
• Plaats het onderwerp in het
midden van het beeld en druk
de ontspanknop half in.
2
Controleer het autofocuslampje
• Controleer wanneer u de ontspanknop half indrukt
of het autofocuslampje (groen) naast de zoeker
continu brandt, wat betekent dat het onderwerp
scherp is. De scherpstelling blijft vergrendeld
zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
3
Bepaal de compositie opnieuw en maak een foto
• Houd de ontspanknop half
ingedrukt en bepaal opnieuw
de compositie van uw foto.
Druk de ontspanknop
helemaal in om een foto te
maken.
Verander de afstand tussen de camera en het onderwerp niet wanneer de
scherpstelvergrendeling van kracht is. Als uw onderwerp zich verplaatst, haal
uw vinger dan van de ontspanknop en stel scherp op de nieuwe afstand.