voor alle instellingen kunnen de standaardwaarden worden gehandhaafd.
1. Plaats een lege CD in de recorder.
2. Start een nieuwe compilatie door op de corresponderende knop te klikken
of door de opdracht Nieuw in het menu Bestand te kiezen.
3. Klik op het pictogram 'CD-rom (UDF)' – Titel is het eerste tabblad. Gebruik
de tabbladen om de kenmerken van de compilatie op te geven, zoals de
naam van de CD, specifieke karakteristieken en beperkingen. Op dit
tabblad kunt u de CD een naam geven en de standaardnaam 'Nieuw'
overschrijven. U kunt de letters A-Z, de cijfers 0-9 en het
onderstrepingsteken (_) gebruiken; letters met accenten en spaties worden
niet ondersteund.
4. Op het tabblad Data kunt u de datum van de compilatie en van de
bestanden van de compilatie opgeven. Standaard worden de huidige datum
en tijd voor de compilatie ingevoerd, evenals de datums waarop de
bestanden zijn gemaakt.
5. Gebruik het tabblad Diversen om op te geven welke bestanden in de cache
worden gebufferd. Kleine bestanden op trage media (diskettes en
netwerkstations) worden standaard naar de cache verplaatst. U kunt de
locatie van de cache op het tabblad
Cache onder de optie Voorkeuren in
het menu Bestand opgeven.
6. Zodra u de instellingen hebt geselecteerd, klikt u op de knop Nieuw aan de
rechterkant. Het lege compilatievenster voor de CD-rom wordt nu
weergegeven.
7. Als er nog geen bestandsbrowser is geopend, kunt u een bestandsbrowser
openen door Nieuwe bestandsbrowser in het menu Beeld te selecteren of
op het corresponderende pictogram 'Bestandsbrowser' te klikken. Als u wilt
opgeven dat Nero moet worden gestart met een geopende
bestandsbrowser, schakelt u ‘Bestandsbrowser starten’ in de sectie
‘Algemeen’ van het tabblad
Bestandsbrowser in (Bestand -> Voorkeuren).
8. Compileer de bestanden voor de CD door middel van Slepen en
neerzetten door simpelweg te klikken op de gewenste bestanden in de
Bestandsbrowser en deze naar het compilatievenster te slepen.
Als u met de rechtermuisknop klikt, wordt er een contextafhankelijk menu
weergegeven, vanwaaruit u selectief bepaalde bestandstypen kunt
toevoegen of weglaten. Daarnaast is er een aantal opdrachten beschikbaar
die ook in Windows Verkenner voorkomen, zoals 'Kopiëren', 'Openen‘ en
'Knippen'.
9. Wanneer u compileert met behulp van Slepen en neerzetten wordt de
mappenstructuur ook overgebracht; als u een hele map naar het
compilatievenster sleept, wordt de map dus op de CD die u wilt branden
gemaakt.
Als u met een groot aantal afzonderlijke bestanden sleept, kan dit de
overzichtelijkheid van de inhoud van de CD echter nadelig beïnvloeden. Om
dit te vermijden kunt u nieuwe mappen binnen de compilatie maken.
Daartoe selecteert u de optie Map aanmaken in het menu Bewerken of
klikt u met de rechtermuisknop en kiest u de opdracht in het contextmenu.
Aan een map die u zojuist hebt gemaakt wordt standaard de naam ‘Nieuw’
toegewezen; u kunt deze naam onmiddellijk wijzigen. U kunt elk gewenst
aantal mappen maken en de bestaande bestanden overbrengen met