betekent dit dat deze op dat moment niet kunnen worden geselecteerd. Het
combineren van Modus 1- en Modus 2/XA-tracks op een CD zou leiden tot
een onbetrouwbare en mogelijk onleesbare CD-indeling. In de sectie
'Lengte van bestands- of mapnamen‘ kunt u het ISO-niveau voor de lengte
van de namen opgeven. Voor Windows 95 en hoger zijn maximaal 31
tekens toegestaan. Voor Windows 3.1 mogen namen niet meer dan 11
tekens lang zijn (8 voor de naam en 3 voor de extensie). In de meeste
gevallen is ISO-niveau 2 het beste; als u weet dat de CD ook op een
Windows 3.1-systeem gelezen moet kunnen worden, dient u echter niveau
1 te selecteren.
5. Op het tabblad Label kunt u de CD een naam geven en de standaardnaam
'Nieuw' overschrijven. U kunt de letters A-Z, de cijfers 0-9 en het
onderstrepingsteken (_) gebruiken; letters met accenten en spaties worden
niet ondersteund.
6. Op het tabblad Data kunt u de datum van de compilatie en van de
bestanden van de compilatie opgeven. Standaard worden de huidige datum
en tijd voor de compilatie ingevoerd, evenals de datums waarop de
bestanden zijn gemaakt.
7. Gebruik het tabblad Diversen om op te geven welke bestanden in de cache
worden gebufferd. Kleine bestanden op trage media (diskettes en
netwerkstations) worden standaard naar de cache verplaatst. U kunt de
locatie van de cache op het tabblad
Cache onder de optie Voorkeuren in
het menu Bestand opgeven.
8. Zodra u de instellingen hebt geselecteerd, klikt u op de knop Nieuw aan de
rechterkant. Het lege compilatievenster voor de CD-rom wordt nu
weergegeven. Als er nog geen bestandsbrowser is geopend, kunt u een
bestandsbrowser openen door Nieuwe bestandsbrowser in het menu
Beeld te selecteren of op het corresponderende pictogram
'Bestandsbrowser' te klikken. Als u wilt opgeven dat Nero moet worden
gestart met een geopende bestandsbrowser, schakelt u ‘Bestandsbrowser
starten’ in de sectie ‘Algemeen’ van het tabblad
Bestandsbrowser in
(Bestand -> Voorkeuren).
9. Compileer de bestanden voor de CD door middel van Slepen en
neerzetten door simpelweg te klikken op de gewenste bestanden in de
Bestandsbrowser en deze naar het compilatievenster te slepen. Ten eerste
de bestanden voor het ISO-gedeelte van de hybride CD (de bestanden die
uiteindelijk 'zichtbaar' zullen zijn op de pc; en ten tweede de bestanden voor
het HFS-gedeelte van de hybride CD (die uiteindelijk zichtbaar zullen zijn
op de Macintosh-computer).
Opmerking: de lay-out van de bestandspictogrammen, het
stationspictogram en de vensterposities op de Apple Macintosh-computer
worden gedefinieerd door de instellingen op de geselecteerde HFS-partitie.
Als u met de rechtermuisknop klikt, wordt er een contextafhankelijk menu
weergegeven, vanwaaruit u selectief bepaalde bestandstypen kunt
toevoegen of weglaten. Daarnaast is er een aantal opdrachten beschikbaar
die ook in Windows Verkenner voorkomen, zoals 'Kopiëren', 'Openen‘ en
'Knippen'.
10. Klik op de knop CD schrijven of selecteer de opdracht CD schrijven in het
menu Bestand om het schrijfdialoogvenster te openen. Deze optie is alleen
beschikbaar als het compilatievenster is geselecteerd, zoals blijkt uit het feit
dat de titelbalk blauw is. Als de bestandsbrowser is geselecteerd (en de
titelbalk van het compilatievenster dus blauw is), is de optie niet