4-6
Installatie-instructie Nefit EcomLine HRC 23V-23/28V
4.2.2 Storingsoorzaken en oplossingen
Onderstaande tabel geeft de mogelijke oorzaak van de storing uit paragraaf 4.2.1, en een aanwijzing hoe de storing
verholpen kan worden.
oorzaak omschrijving van de oorzaak
1
De kamerthermostaat is niet goed aangesloten.
2 De kamerthermostaat schakelt niet uit.
De thermostaat is defect.
De kamerthermostaatbedrading maakt sluiting.
Er is een doorverbinding op kroonsteenaansluiting 1-2 geplaatst.
Er zijn twee thermostaten aangesloten, waarvan één continue vragend is ingesteld.
3 De kabelboom van de tapsensor maakt sluiting.
De tapsensor is defect.
4 De tapsensor heeft een los contact.
De kabelboom van de tapsensor heeft een draadbreuk.
Een druppelende warmwaterkraan houdt het toestel in bedrijf voor warm water.
5 De pomp loopt niet in de stand ‘sanitair’.
Er is een los contact in de kabelboom van de pomp.
Controleer de aansluiting van de pompconnector.
6 Er is lekkage in de pomp door vervuiling of slijtage.
De pomp is cv-zijdig verkeerd aangesloten.
7 De kamerthermostaat is verkeerd ingesteld (anticipatieweerstand).
Er is een slecht contact in kamerthermostaatbedrading (aan/uit thermostaat).
Er is een slecht contact tussen de kamerthermostaat en de kamerthermostaatgrondplaat.
De thermostaat wordt foutief bediend. Ketel wordt te snel aan- en uitgeschakeld.
8 Sensor is defect of niet aangesloten. Meet de weerstand van de sensor door. Zie paragraaf 5.5.
9 De instelpotmeter met het radiatortje op de UBA is te laag ingesteld.
10 Er is te veel weerstand in het cv-circuit:
- bijvoorbeeld dicht gezette (thermostatische) radiatorventielen.
- er is verstopping door vervuiling.
- de bypass is foutief geïnstalleerd of ingesteld.
11 De testschakelaar op de UBA staat aan; zet deze terug in de nulstand.
12 Te veel radiatoren dicht, draai meer radiatoren open.
Bypass is te dicht bij de ketel geplaatst, plaats bypass op minimaal 6 meter van de ketel.
Ketelvermogen van het toestel is te groot voor de installatie, vermogen van de ketel aanpassen.
13 Safetysensor is mogelijk defect of verlopen. Meet de weerstand van de safetysensor door (zie paragraaf 5.5).
Controleer de sensor door tijdelijk een andere sensor aan te sluiten.
14 Aanvoersensor defect, verlopen of vervuild. Meet de weerstand van de aanvoersensor door (zie paragraaf 5.5).
Controleer de sensor door tijdelijk een andere sensor aan te sluiten.
15 De pomp krijgt geen spanning, er is een los contact in de pompaansluitdraden.
De stekker is niet goed in de UBA gemonteerd.
De pomp zit vast.
De pomp is defect. Vervang de pomp.
De pompcondensator werkt niet. Controleer de condensatoraansluiting of vervang de pomp.
4.
DIAGNOSE KETELGEDRAG