25
De scherpstelsignalen rechtsonder op de LCD-monitor geven de status aan. De sluiter kan worden
ontspannen, ook als de camera niet op het onderwerp kan scherpstellen.
In sommige situaties zal de camera niet goed kunnen scherpstellen. Kan het AF-systeem niet op
een onderwerp scherpstellen, dan wordt het scherpstelsymbool rood. Gebruik dan scherpstelver-
grendeling om scherp te stellen op een onderwerp op gelijke afstand als het eigenlijke onderwerp,
en kies vervolgens voor de oorspronkelijke beelduitsnede.
Onderwerp in scherp-
stelveld heeft te laag
contrast.
Onderwerp is te don-
ker.
Twee onderwerpen op
verschillende afstan-
den overlappen elkaar
in scherpstelkader.
Onderwerp vlakbij
zeer heldere beeld-
partij.
Bij gebruik van het Sport/actie Digitale Onderwerpsprogramma stelt de camera continu scherp
zolang de ontspanknop half ingedrukt wordt gehouden; de scherpstelkaders worden rood. Houd het
onderwerp binnen de rode scherpstelkaders. Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Kan het AF-systeem niet op een bepaald onderwerp scherpstellen, dan kan de scherpstelvergren-
deling worden gebruikt voor meting op een object op gelijke afstand. Ook is het mogelijk handmatig
scherp te stellen in de Digitale Onderwerpsprogramma’s of in de stand P (blz. 57).
Scherpstelsignalen
Speciale scherpstelsituaties
Scherpstelling vergrendeld.
Kan niet scherpstellen. Onderwerp te dichtbij of speciale scherpstelsituatie verhindert
goede instelling.
Scherpstelling bevestigd (P, A, S en M continu AF stand en Sport/actie Digitaal
Onderwerpsprogramma); belichting blijft continu bijstellen.