In deze stand maakt de camera een belichtingstrapje van drie opnamen. Elke opname wordt met een
iets andere belichting gemaakt, zodat later de beste kan worden uitgekozen. Belichtingstrapjes zijn
alleen geschikt voor statische onderwerpen. De bracketing-stand wordt ingesteld met de toets voor de
transportsatand (blz. 36). In de TIFF is bracketing niet mogelijk (46).
De volgorde van de bracketing-reeks is: normale belichting, onderbelichting en overbelichting. Het ver-
schil tussen de opnamen kan worden ingesteld op 0,3, 0,5 of 1,0 LW (lichtwaarde, blz. 73). Hoe hoger
de waarde, des te groter is het verschil in belichting tussen de opnamen.
42
A
UTOMATISCHE OPNAMESTAND - GEAVANCEERD
Bracketing
select enter
Nadat met de transport-toets de bracketing-stand
werd gekozen verschijnt er een selectiescherm waar-
in u de variatiegrootte kunt instellen. Gebruik de
links/
rechts-toetsen (1) van de stuureenheid om de bracke-
tingwaarde in te stellen. Druk op de centrale toets (2)
om de instelling vast te leggen. Wilt u de bracketing-
waarde veranderen, kies dan opnieuw de bracketing-
functie met de transport-toets. Na het instellen van de
bracketingwaarde. kunt u de link/rechts-toetsen blijven
gebruiken voor het instellen van de belichtingscorrec-
tie (blz. 51).
1
2
0,3 LW
verschil
0,5 LW
verschil
1,0 LW
verschil
Normal
Under
Over