BELICHTINGSCOMPENSATIE
Belichtingsmeters worden gekalibreerd op een normaal, d.w.z. gemiddeld
fotografisch object. Als het betreffende detail van het object niet aan deze
eisen voldoet, bijvoorbeeld grote delen met sneeuw of, in het tegenover-
gestelde geval, een zwarte stoomlocomotief die het frame vult, en als u de
belichting in zulke gevallen voor een paar opnamen gelijk wilt laten afwijken,
kan het makkelijker zijn een geschikte belichtingscompensatie toe te passen
in plaats van iedere keer het meetwaardegeheugen te gebruiken (zie vorige
hoofdstuk).
1. Om een compensatie in te stellen, drukt u op de bovenste
EV+/-
richtings-
knop (1.23) 1 maal.
• Het bijbehorende sub-menu verschijnt.
2. Selecteer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter rich
-
tingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met
1
/
3
EV stappen
zijn beschikbaar.
• Tijdens het instellen kunt u de werking zien als het beeld overeenkom-
stig donkerder of lichter wordt.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de
MENU/SET
knop
(1.25) te drukken.
• Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.21)
verschijnen.
Opmerkingen:
• Een belichtingscompensatie kan niet ingesteld worden wanneer een hand
-
matig belichtingsprogramma gebruikt wordt (zie p. 119)
• De
EV+/
-richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belich-
tingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscom-
pensatie (zie p. 130). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
• Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera
wordt uitgeschakeld.
131