18
DASHBOARD EN BEDIENING
Dead lock-systeem (waar voorzien)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden
als een inbraakpoging is waargenomen. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt het betreffende bericht.
Controlesysteem voor bandenspanning
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je (waar voorzien) branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje (of het symbool op het display) op het
instrumentenpaneel gaat branden om de zachte band te
identificeren (zie paragraaf “TPMS-systeem” in dit hoofd-
stuk).
Als een of meerdere zachte banden zijn waargenomen, ver-
schijnen op het display de betreffende symbolen van ie-
dere band. In dit geval is het aanbevolen de correcte ban-
denspanning zo snel mogelijk te herstellen (zie paragraaf
“Bandenspanning” in hoofdstuk “6”).
Bandenspanning niet aan snelheid aangepast
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je (waar voorzien) branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als u sneller dan 160 km/h wilt rijden, moet u de ban-
denspanning verhogen zoals aangegeven in de paragraaf
“Bandenspanning” in hoofdstuk “6”.
Als het TPMS een te lage bandenspanning van een of
meerdere banden t.o.v. de kruissnelheid signaleert, gaat
het lampje of het symbool branden (er verschijnt ook een
bericht op het display) (zie paragraaf “Te lage band-
spanning” in dit hoofdstuk) tot wanneer de snelheid van
de auto onder een bepaalde drempelwaarde zakt (zie pa-
ragraaf “TPMS-systeem” in dit hoofdstuk).
Te lage bandenspanning
(waar voorzien)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait,
gaat het lampje (of het symbool op het display)
branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje (geel) of het symbool op het display (rood)
gaat branden als de spanning van een of meer banden on-
der een bepaalde drempelwaarde komt.
In dat geval waarschuwt het TPMS-systeem de bestuur-
der op het mogelijk leeglopen van de band(en) en dus op
een mogelijke lekke band (zie paragraaf TPMS-systeem
in dit hoofdstuk).
WAARSCHUWING Rijd niet verder met een of meerdere
zachte banden omdat de rijveiligheid van de auto in gevaar
kan worden gebracht. Stop de auto en vermijd krachtig rem-
men of grote stuurbewegingen. Vervang het wiel door het
noodreservewiel (waar voorzien) of repareer de band met
de daarvoor bestemde reparatieset (zie paragraaf “Noodre-
servewiel vervangen” in hoofdstuk 4) en wendt u zo snel
mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
n