11
1. Het apparaat werkt niet.
• Is de stroom uitgevallen?
• Zit de stekker goed in het stopcontact?
• Is de hoofdschakelaar ingeschakeld?
• Is de zekering doorgebrand?
• Is de voedingskabel beschadigd?
• Staat de toets (B) op de standby-stand?
2. De temperatuur in de vakken is niet koud genoeg.
• Sluiten de deuren wel goed?
• Staat het apparaat dicht bij een warmtebron?
• Wordt de luchtcirculatie door de ventilatieroosters gehinderd?
3. Er ligt water op de bodem van het koelvak.
• Is de afvoer van het dooiwater verstopt?
4. De binnenverlichting werkt niet.
Controleer eerst de aanwijzingen onder punt 1, en vervolgens:
• trek de stekker uit het stopcontact.
• Als uw apparaat een lampje heeft moet u de aanwijzingen en de tekening op bijgevoegde kaart
raadplegen om het lampje te controleren en te vervangen
• Als uw apparaat ledverlichting heeft moet u contact opnemen met de klantenservice.
5. Er vormt zich te veel rijp/ijs in het vriesvak.
• Is de deur van het vriesvak goed gesloten?
6. Het geluidsalarm is actief en het rode lampje (G) knippert
• De deur heeft langer dan 2 minuten open gestaan. Druk op toets (F) om het alarm uit te schakelen
of sluit de deur.
7. Het geluidsalarm klinkt, het rode lampje (G) knippert en de letter 'A' wordt weergegeven op
het display
• Defect in de temperatuursensor. Druk op toets (F) om het geluidsalarm uit te schakelen en neem
contact op met de klantenservice.
Opmerkingen:
• Indien de alarmtoestand beschreven onder punt 7 zich voordoet, kunnen toets (C) voor het instellen
van de temperatuur en toets (D) niet gebruikt worden, maar kan het apparaat wel temperaturen in de
vakken garanderen waardoor de conservering van de levensmiddelen niet in gevaar komt
• Eventuele veranderingen van geluid (geborrel, geruis) zijn een gevolg van de normale werking van het
apparaat, en zijn volstrekt normaal.
Opsporen van storingen