10
5.4 Starten van de motor
• Controleer of de bougiekabel op de bougie zit.
• Controleer of de aandrijving van het maaimechanisme ontkoppeld is.
• Zet de versnellingshendel in neutraal
• Starten van de koude motor: verschuif de gashendel in de choke positie.
• Starten van de warme motor: schuif de gashendel op "volgas" (1-1,5 cm boven de positie van de choke)
• Druk het rempedaal helemaal in.
• Draai de sleutel en start de motor
• Als de motor gestart is, schuif de gashendel van "choke" naar "vol gas", als de choke gebruikt werd.
• Gebruik bij een koude start de machine niet onmiddellijk, maar laat de machine eerst enige minuten
lopen, zodat de olie opgewarmd wordt.
5.5 Stopzetten
Ontkoppel de hendel voor de aandrijving van het mulching maaidek en zet de rem vast. Laat de motor
even stationair draaien. Zet de motor af door uitschakelen met de contactsleutel. Neem de contactsleutel
uit het contactslot. Na het uitschakelen kan de motor erg warm zijn. Pak de uitlaat, cilinder of koeling niet
vast. Hieraan kunt U zich ernstig verbranden.
5.6 Rijden over het terrein
Controleer voor het rijden of zich in de motor de juiste hoeveelheid olie bevindt. Als de machine op hellend
terrein gebruikt wordt moet het oliepeil zeker op vol "FULL" staan.
Wees voorzichtig als u op een helling rijdt. Rijdt altijd van boven naar beneden over de helling en niet
dwars op de helling daar anders gevaar voor kantelen ontstaat.
Beperk de snelheid op hellingen zodanig dat u in scherpe bochten kantelen of controleverlies over de
machine voorkomt.
AANWIJZING!
Deze machine is niet bestemd voor het rijden over openbare verkeerswegen.
Draai het stuurwiel niet tot aan de aanslag, als de machine in de hoogste versnelling staat en de gashendel
op vol gas staat, omdat de machine op deze wijze zou kunnen kantelen (uit de bocht vliegen).
Houdt handen en voeten van de aandrijfketting vandaan indien de motorkap niet is gemonteerd, zodat u
zich niet verwondt. Bij ingebruikname moet steeds de motorkap gemonteerd zijn.
Houdt de motor tijdens het maaien op vol gas.
Rij nooit van een helling met de versnellingshendel in de "neutraal" stand.
Blokkeer de zitmaaier bij het afzetten van de motor op de helling steeds met de parkeerrem.
5.7 Gras maaien, mulching
Laat het maaidek op het gras zakken.
Zet hendel 5 (afb. 4) in de hoogste stand (messen in werking).
Stel dan met hendel 41 (afb. 13) aan het mulching maaidek de maaihoogte in. De maaihoogte is
afhankelijk van de rijsnelheid en de toestand van het te maaien gras.
Wij bevelen aan om voor het rijden de versnellingen als volgt te gebruiken:
1.-2 : bij hoog, dicht en vochtig gras
3. : tijdens normale omstandigheden
4. : voor laag en droog gras
5. : als wegversnelling
Bij lang gras is het aan te bevelen om te schakelen naar een lagere versnelling. Bij langzamer rijden op het
grasveld verkrijgt u een beter maairesultaat.
Als u een hindernis moet nemen, moet u de aandrijving van de messen uitschakelen en het mulching
maaidek in de hoogst mogelijke positie heffen.