OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe
gaten in de plaat van het laadstation te maken.
Alleen de bestaande gaten mogen worden
gebruikt om hem in de grond vast te zetten.
OPGELET: Sta of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.4 De accu laden
Nadat het laadstation is aangesloten, kunt u de
robotmaaier opladen.
1. Plaats de robotmaaier in het laadstation terwijl de
begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden
gelegd.
2. Druk op de AAN/UIT-knop om de robotmaaier in te
schakelen.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100
minuten om hem volledig te laden.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen
op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.
Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische
schokken, oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage
van elektrolyt spoelt u deze weg met water.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
Let op: De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang
de installatie niet is voltooid.
3.5 Grensdraad
De begrenzingsdraad kan op de volgende manieren
worden geïnstalleerd:
• De draad in de grond vastzetten met krammen.
Zet de begrenzingsdraad met krammen vast als u
de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het
gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal
het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor
deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/
kunststof moker en krammen.
• De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u
de begrenzingsdraad het beste ingraven. Waar
nodig kunnen beide methoden worden
gecombineerd zodat een deel van de
begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de
rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven
met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of
een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad
minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond
legt.
3.5.1 Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt
leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het
volgende:
• De kabel vormt een lus rond het werkgebied.
Gebruik originele begrenzingsdraad. Deze is
speciaal ontworpen om bestand te zijn tegen vocht
uit de grond.
• De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het
volledige werkgebied meer dan 15 m/ ft verwijderd
zijn van de draad.
• De draad mag niet langer zijn dan 300 m/984 ft.
• Zorg dat er 20 cm/8 inch extra draad beschikbaar is
om de begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie
De begeleidingsdraad leggen en aansluiten op
pagina 20
.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de
begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond
obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde
meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
367 - 004 - 16.02.2018 Installatie - 15