13
Tijdens verwarmen:
Stel de thermostaat in op een temperatuur
die hoger is dan de actuele ruimtetempe-
ratuur. Als de thermostaat lager ingesteld is
dan de actuele ruimtetemperatuur begint
de unit niet te verwarmen.
Tijdens koelen/drogen:
Stel de thermostaat in op een temperatuur
die lager is dan de actuele ruimtetempe-
ratuur. Als de thermostaat hoger ingesteld is
dan de actuele ruimtetemperatuur begint
de unit niet te koelen of drogen.
(in de koelingfunctie zal enkel de ventilator
draaien).
Tijdens ventileren:
Ondertussen kan u de unit uw ruimte niet
laten koelen of verwarmen.
Over de functies
Verwarmen: ● Gebruik deze functie om uw ruimte te verwarmen.
● In de bedrijfsmodus HEAT laat de airconditioner de ventilator gedurende
3 tot 5 minuten tegen zeer lage snelheid draaien. Daarna schakelt de
unit over op de geselecteerde ventilatorsnelheid. Hierdoor kan de binnen-
unit opwarmen alvorens de werking volledig te starten.
● Bij een zeer lage kamertemperatuur is ijsvorming op de buitenunit
mogelijk. Dit kan het rendement negatief beïnvloeden. De unit
start automatisch een periodieke ontdooicyclus om het ijs te
verwijderen. Tijdens de automatische ontdooircyclus knippert het
OPERATION-controlelampje en wordt het verwarmen onderbroken.
● Na het opstarten van de verwarmingsfunctie, duurt het even vooraleer
u de warmte begint te voelen.
Koelen:
● Gebruik deze functie om uw ruimte te koelen.
Drogen: ● Gebruik deze functie om uw ruimte lichtjes te koelen tijdens het ontvochtigen.
● Tijdens het drogen kan u de ruimte niet verwarmen.
● Tijdens het drogen draait de unit tegen lage snelheid; de
ventilator van de binnenunit kan periodiek stoppen om de vochtigheid
in de kamer bij te regelen.
● Tijdens het drogen kunt u de ventilatorsnelheid niet handmatig veranderen.
.
Ventileren: ● Gebruik deze functie om de lucht in de ruimte te laten circuleren.
● In geval van uitschakeling door een stroomonderbreking
start de airconditioner nadien automatisch terug op
in de bedrijfsmodus van voor de stroomonderbreking.
.
● In geval van een stroomonderbreking tijdens de TIMER-
functie, wordt de timer gereset en de unit begint (of stopt)
met de nieuwe timerinstelling. In dit geval zal het TIMER-
controlelampje knipperen.
● Het gebruik van andere elektrische toestellen (elektrisch
scheerapparaat enz.) of een draadloze radiozender in de
buurt van het toestel, kan de werking verstoren. Trek in dit
geval even de voedingskabel uit en steek terug in. Zet dan
het toestel weer aan met de afstandsbediening.
AUTO herstart
Bij een stroomonderbreking
WERKINGSTIPS