3.4 Video
In dit gedeelte kunt u instellingen voor videocodering, schermweergave, momentopname en IR-led
configureren.
3.4.1 Videocodering
Dit zijn de hoofdinstellingen voor videocodering.
Streamtype: er zijn vier typen om verschillende streams te identificeren die u hebt ingesteld.
Resolutie: De camera ondersteunt meerdere typen, bijvoorbeeld: 1080P, 720P, VGA. Hoe hoger de
resolutie, hoe duidelijker de video wordt. Maar de codeflux zal ook groter worden en meer bandbreedte
in beslag nemen. (Verschillende modellen ondersteunen verschillende specifieke typen.)
Bit snelheid: Over het algemeen geldt dat hoe hoger de bit snelheid, hoe helderder de video wordt.
Maar de bit snelheid configuratie moet goed samengaan met de netwerk bandbreedte. Wanneer de
bandbreedte erg smal is en de bit snelheid hoog, zal dat leiden tot video die niet goed kan worden
afgespeeld.
Framesnelheid: Houd er rekening mee dat een grotere frame grootte meer bandbreedte in beslag
neemt. Als het videoformaat 50 Hz is, is de maximale framesnelheid 25 fps. Als het videoformaat 60 Hz
is, is de maximale frame snelheid 30 fps. U moet de frame snelheid verlagen als de bandbreedte
beperkt is. Normaal gesproken kunt u een vloeiende video bereiken wanneer de frame snelheid
hoger is dan 15 .
Keyframe-interval: de tijd tussen het laatste keyframe en het volgende keyframe. Hoe korter de duur,
hoe groter de kans dat u een betere videokwaliteit krijgt, maar dit gaat ten koste van een hoger verbruik
van netwerk bandbreedte.
45