❒
waarschuw eventuele omstanders dat
de auto wordt opgekrikt. Zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabijheid
van de auto bevinden en de auto niet
aanraken totdat deze weer op de
grond staat;
❒
plaats de slinger H in de krik I en
krik de auto op, totdat het te
verwisselen wiel enige centimeters
los van de grond is. Als u de slinger
draait, moet u zorgen voor
voldoende werkruimte, zodat u geen
schaafwonden aan uw hand oploopt
door contact met de grond. Ook de
bewegende delen van de krik
(schroefdraad en scharnieren)
kunnen letsel veroorzaken; vermijd
contact met deze onderdelen. Reinig
uw handen zorgvuldig als deze met
vet in contact zijn geweest.
❒
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het
noodreservewiel schoon zijn en geen
onzuiverheden bevatten, zodat de
wielbouten niet kunnen loslopen;
107
WAARSCHUWI
NGSLAMPJES
EN MELDINGEN
ONDERHOUD EN
VERZORGING
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
❒
plaats de krik dicht bij het te
verwisselen wiel, op een afstand van
ongeveer 250 mm van de rand van de
voorwielkast wanneer er een
voorwiel moet worden verwisseld, of
op een afstand van 170 mm van de
rand van de achterwielkast als er een
achterwiel moet worden verwisseld
(zoals in de afbeelding is
weergegeven);
❒
controleer of de groef F-afb. 6 van
de krik goed om de rand G van de
chassisbalk valt;
afb. 6
KA00065m