59
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
WAARSCHUWI
NGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
VERZORGING
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
ALFABETISCHE
INHOUDSOPGAVE
UW AUTO
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
❒
Let bij het parkeren extra goed op
obstakels die zich mogelijk boven of
onder de sensoren bevinden.
❒
Obstakels die zich dicht bij de auto
bevinden, worden onder bepaalde
omstandigheden niet door het
systeem gesignaleerd en kunnen
daardoor de auto beschadigen of zelf
beschadigd raken.
Hieronder staan een aantal
omstandigheden beschreven die de
prestaties van het parkeersysteem
kunnen beïnvloeden:
❒
Een verminderde gevoeligheid van de
sensor en een vermindering van de
prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen worden veroorzaakt door de
aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder
of meerdere laklagen op de sensor.
❒
De sensor signaleert een niet-
bestaand object (“echo-storing”), wat
wordt veroorzaakt door invloeden
van buitenaf, zoals: autowassen, regen
(met veel wind) en hagel.
❒
Signalen die door de sensor worden
verstuurd, worden mogelijk
beïnvloedt door de nabijheid van
ultrasone systemen (zoals
luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers).
❒
De prestaties van het
parkeerhulpsysteem worden mogelijk
beïnvloedt door de positie van de
WERKING MET AANHANGER
De werking van de parkeersensoren
wordt automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de
stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld wanneer u de stekker van
de aanhanger loskoppelt.
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs
op de sensoren zitten.
Zorg dat er bij het reinigen geen
krassen of beschadigingen op de
sensoren komen. Gebruik geen droge,
ruwe of harde doeken. Reinig de
sensoren met schoon water waaraan
eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten waar
gebruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de
sensoren kort worden gereinigd.
Houd hierbij de straalpijp op ten
minste 10 cm afstand.
De verantwoordelijkheid
tijdens het parkeren en
andere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder.
Controleer of zich geen personen
(in het bijzonder kinderen) of
dieren in de buurt van de auto
bevinden. Parkeersensoren zijn
bedoeld als hulpmiddel voor de
bestuurder. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig
zijn aandacht erbij houden, ook als
de manoeuvres bij lage snelheid
worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING
Neem contact op met de
service-afdeling van Ford
wanneer de bumpers opnieuw
moeten worden gespoten of
moeten worden bijgewerkt in de
buurt van de sensoren. Wanneer de
lak niet juist wordt aangebracht,
heeft dit mogelijk effect op de
werking van de parkeersensoren.
WAARSCHUWING
sensoren, bijvoorbeeld als de stand
van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers en
wielophanging) of door de banden te
verwisselen, de auto te zwaar te
beladen of door speciale aanpassingen
waardoor de auto verlaagd wordt.