21. Als de band de correcte
bandenspanning heeft, zet dan de
compressorschakelaar G in stand
0, verwijder de stekker F uit de
aansluiting, draai de slang C los en
draai de ventieldop vast.
22.
Laat slang C en H aangesloten op
de fles afdichtmiddel B en berg de
set veilig op.
23. Rijd naar de dichtstbijzijnde
bandenspecialist om de
beschadigde band te laten
vervangen. Vertel, voordat de band
van de velg wordt afgenomen, de
bandenspecialist dat de band een
afdichtmiddel bevat. Vervang de fles
afdichtmiddel B en slang C zo snel
mogelijk na gebruik.
N.B.:
Bedenk dat een
bandenreparatieset slechts voor tijdelijke
mobiliteit zorgt. Voorschriften aangaande
bandreparatie na gebruik van de
bandenreparatieset kunnen per land
verschillen. Raadpleeg een
bandenspecialist voor advies.
WAARSCHUWING
Voordat u wegrijdt moet de band
de voorgeschreven
bandenspanning hebben. Zie
Technische specificatie (bladzijde
150). Controleer voortdurend de
bandenspanning tot de band is
vervangen.
Lege flessen afdichtmiddel mogen samen
met het huishoudelijk afval worden
afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel
naar uw dealer of voer ze af volgens de
lokale richtlijnen.
VERZORGINGVAN BANDEN
Zorg voor een langere levensduur ervoor
dat de banden van de voor- en
achterwielen gelijkmatig slijten. Wij raden
aan dat de voor- en achterwielen met
regelmatige intervallen tussen 5.000 en
10.000 km te wisselen.
LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs
trottoirbanden schuren.
Als u een stoeprand moet oprijden, doe
het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
Controleer regelmatig de banden op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage betekent dat de
wieluitlijning niet meer aan de specificaties
voldoet.
Controleer iedere twee weken de
bandenspanning (inclusief het
reservewiel) wanneer de banden koud
zijn.
149
Velgen en banden