199
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening A motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet
nog worden ingereden. Dit betekent dat
het motorolieverbruik pas na de eerste
5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het
verversen van de olie, moet u de motor
enige seconden laten draaien, vervolgens
de motor uitzetten en na enige minuten
het oliepeil controleren.
MOTOROLIE fig. 5, 6, 7 en 8
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-
en MAX-merkteken op de oliepeilstok B
staan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-
merkteken komt overeen met ongeveer 1
liter olie.
fig. 5 - Uitvoeringen 1.2 en 1.4 8V
F0M0149m
F0M0268m
fig. 8 - Uitvoering 1.9 Multijet
F0M0151m
fig. 7 - Uitvoering 1.3 Multijet
F0M0150m
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de
motorruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een warme
motor de elektroventilateur onver-
wacht kan inschakelen: kans op ver-
wonding. Pas op als u sjaals, dassen of
loszittende kledingstukken draagt:
deze kunnen door de bewegende
onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE
fig. 6 - Uitvoering 1.4 16V